Wat is de betekenis van horst?

Duitse naam. Oorspr. vermoedelijk 'degene die in de horst, het (hooggelegen) woud woont'; horst is ook 'roofvogelnest'. De naam komt voor in Klopstocks 'Hermanns schlacht' (1769) en kwam aan het begin van de vorige eeuw in Duitsland in de mode.

horst - Zelfstandignaamwoord 1. (geologie) een hooggebleven of omhooggedreven stuk land omgeven door afgeschoven slenken ♢ Deze horsten bestaan uit continentaal materiaal. 2. (biologie) het nest van een roofvogel ♢ Een havik heeft daar zijn horst.

horst - zelfstandig naamwoord 1. ruig nest van grote roofvogels ♢ er stond een camera gericht op de horst van een adelaar Zelfstandig naamwoord: horst de horst de horsten

1. (hoog en ruig) nest van grote Vogels, vooral Roofvogels (sinds 1547 vermeld); 2. (oorspr. betekenis) stuk hogere (zand)grond, al of niet met laag hout begroeid of erdoor omgeven. [vD 1970] VK (c.1618): "HORSCHT, HORST ... senticetum, ager hispidus, [ager] fruticosus", m.a.w. hier is de ruige begroeiing essentieel (Lat senticetum '...

[vgl. MEng. hurst = heuvel; verdere afl. onzeker] hooggelegen nest van roofvogel; (geol.) bodemverheffing.

nest van een roofvogel

1 (geologie) schol die langs evenwijdige breuken relatief gerezen is t.o.v. zijn omgeving. Vaak maken horsten deel uit van grote slenksystemen, waarbij de horsten dan minder gedaald zijn dan de slenken. Een bekende horst in Nederland is de Peelhorst, herkenbaar als een brede terreinwelving. Hij ligt tussen de centrale slenk aan de westkant (ruwweg...

1. nest van roofvogels, reigers en kraaiachtige vogels. De horst is veelal moeilijk bereikbaar; 2. in de geologie: een stuk van de aardkorst dat ten opzichte van zijn omgeving is gestegen. De relatief gedaalde „schollen” noemt men slenken. Het beste voorbeeld van horsten en slenken in Europa wordt gevormd door Vogezen en Zwarte Woud, (...

groot nest van roofvogels, reiger, kraanvogel; gevormd van takken en gevoerd met veren, haren, bladeren, papier, gras, enz.