Gepubliceerd op 13-06-2017

Syrië

betekenis & definitie

Staat in het Midden-Oosten; sinds 1 januari 1944 onafhankelijk.

Van 1516-1918 was Syrië een onderdeel van het Osmaanse (Turkse) rijk. In september 1918 werden de Turkse troepen verslagen in de Slag bij Megiddo. Op 1 oktober rukten geallieerde troepen en Arabische eenheden onder emir Faisal de Syrische hoofdstad Damascus binnen. Faisal was een zoon van Hoessein ibn Ali, de leider van Mekka, die in 1917 de zijde van de geallieerden had gekozen. Faisal werd emir van Syrië, dat zichzelf onafhankelijk verklaarde. Tijdens de vredesonderhandelingen in Parijs bleken de Britten niet bereid Faisal te helpen tegen de Franse aspiraties in Syrië. De Syriërs benoemden hem na zijn terugkeer op 11 maart 1920 tot koning, maar hij werd op 25 juli van hetzelfde jaar verbannen door Frankrijk, dat Syrië als mandaatgebied namens de Volkenbond ging besturen. Op 23 augustus 1921 hielpen de Britten hem op de troon van Irak, een mandaatgebied van Groot-Brittannië.

Frankrijk verkleinde het grondgebied van Syrië, onder meer door Libanon af te splitsen. De Fransen waren weinig populair in Syrië; diverse keren waren er opstanden, onder andere van 1925-26. In 1936 beloofde Frankrijk Syrië binnen drie jaar onafhankelijkheid. Door talmen van de Fransen en door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, moesten de Syriërs echter tot 1946 geduld hebben voordat de Franse belofte werd ingelost. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam Syrië onder het Vichy-bewind, dat het niet bezette deel van Frankrijk bestuurde. In juli 1941 trokken Britse eenheden en troepen van de Vrije Fransen Syrië binnen om de bouw van Duitse luchtmachtbases te verhinderen. Op 1 januari 1944 werd Syrië onafhankelijk verklaard. Pas op 31 augustus 1946 trokken de laatste Franse troepen weg.

Tijdens de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog (1948-49) vochten Syrische troepen tegen Israël. In 1949 werd de grens met Israël afgebakend. In datzelfde jaar beleefde Syrië drie militaire staatsgrepen. Uiteindelijk kwam kolonel Shishakli aan de macht, die in februari 1954 door militairen werd afgezet. In 1953 was Syrië weer een presidentiële republiek geworden. De contacten met de Sovjetunie werden in die tijd verstevigd. In 1956 was Syrië als bondgenoot van Egypte en Jordanië betrokken bij de Suez-crisis. De samenwerking met het Egypte van Nasser beviel zó goed, dat de twee landen op 1 februari 1958 de Verenigde Arabische Republiek (VAR) vormden. De Arabische eenheid bleek echter een utopie toen Irak, dat ook een leidende rol in de Arabische wereld opeiste, met een samenwerkingsverband met Jordanië reageerde: de Arabische Federatie. In 1961 viel de VAR uiteen.



In 1963 kwam na een staatsgreep in Syrië de Ba'ath-partij aan de macht onder de naam Socialistische Partij van de Arabische Herrijzenis. De radicale Ba'ath-vleugel schoof in februari 1966 Hafiz al-Assad naar voren; hij werd minister van Defensie. Onder Assad leed Syrië in de Zesdaagse Oorlog tegen Israël een zware nederlaag. De Israëli's veroverden de Golan-hoogten, van waaraf in de voorafgaande jaren talloze beschietingen op het noorden van Israël waren uitgevoerd. In 1971 werd Assad president. In 1973 kreeg Syrië een nieuwe grondwet. Het land ging Syrische Arabische Republiek heten, `een democratische, volks- en socialistische staat'. In hetzelfde jaar 1973 leden Syrische troepen opnieuw een zware nederlaag tegen Israël, dit keer in de Jom Kippoer-oorlog. In de tweede helft van de jaren zeventig raakten de Syriërs steeds meer betrokken bij de burgeroorlog in Libanon. In 1976 beheerste Syrië een groot deel van het buurland. Door de Israëlische invasie in 1982 verloren de Syriërs weliswaar een deel van hun machtspositie in Libanon, maar aan het eind van de jaren tachtig hadden ze hun oude positie weer grotendeels hersteld.

President Assad raakte door zijn Libanese politiek en zijn onbarmhartig optreden tegen binnenlandse oppositie internationaal geïsoleerd. Het uitmoorden van dorpen werd hem niet in dank afgenomen. Hij wist zijn aanzien te herstellen door zich in de tweede Golf-oorlog (1991) tegen het Irak van Saddam Hoessein te keren. Daardoor werd hij voor het Westen weer acceptabel. Met Israël kwamen moeizame onderhandelingen over vrede op gang. De teruggave van de Golan-hoogten bleek het grootste struikelblok.