Gepubliceerd op 13-06-2017

Irak

betekenis & definitie

Staat in het Midden-Oosten; onafhankelijk sinds 1932.

In 1920 werd uit de drie vroegere Turkse provincies Bagdad, Mosoel en Basra de staat Irak gevormd, die tot de zelfstandigheid in 1932 Brits mandaatgebied was. Emir Faisal I, de zoon van de leider van Mekka Hoessein ibn Ali, werd in 1921 koning. Mede dankzij de hulp van zijn adviseur Noeri al-Said slaagde hij erin van het land een zekere eenheid te maken, ondanks opstanden van Koerden in het noorden.

Irak werd geen democratie; een kleine minderheid bestuurde het land. In 1926 werd bij Mosoel olie gevonden. Britse, Amerikaanse, Franse en Nederlandse oliemaatschappijen werkten mee aan de opbouw van de Iraakse Olie Maatschappij. Ondertussen bouwde Faisal aan de nieuwe staat. De landbouw werd ingrijpend veranderd: kleine boerenbedrijven werden samengevoegd tot grote landbouwbedrijven die werden gemoderniseerd. Aan het onderwijs werd veel aandacht besteed.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd in 1941 de pro-Duitse nationalist Rashid Ali premier. Daarop bezetten Britse troepen tot 1947 het land. De pro-Britse premier Noeri al-Said slaagde er tot 1958 in radicale Irakezen in bedwang te houden. Op 14 juli 1958 pleegde het leger een staatsgreep. Noeri al-Said werd gedood, terwijl generaal Abdoel Karim Kassem aan de macht kwam. Kassem schafte het koningshuis af. Een groot aantal leden van het koninklijk huis werd vermoord. Formeel werd Kassem minister-president; in werkelijkheid trad hij op als een dictator. De staatsgreep betekende tevens het einde van de Arabische Federatie met Jordanië.

Kassem probeerde de sociale tegenstellingen in zijn land te verminderen door landhervormingen door te voeren. Daarnaast trachtte hij tevergeefs de olie-industrie in handen te krijgen. Pas in 1972 werden de Iraakse olie-installaties genationaliseeerd.

Begin februari 1963 werd Kassem zelf het slachtoffer van een staatsgreep. Ontevreden legerofficieren, gesteund door leden van de Ba'ath-partij, wierpen het regime van Kassem omver. Kassem zelf werd bij de staatsgreep gedood.

De nieuwe machthebber Abdoel Salam Aref verbeterde de betrekkingen met Egypte. In 1966 kwam hij bij een helikopterongeluk om het leven. Na twee jaar van binnenlandse onrust kwam de macht in handen van generaal Ahmed Hassan al-Bakr. Ook hij vocht tegen de Koerden, tevens moderniseerde hij in twee vijfjarenplannen (1971-75, 1976-80) de industrie en de landbouw. Dankzij de olie-inkomsten konden reusachtige irrigatieprojecten op touw worden gezet. Hassan al-Bakr onderhield vriendschappelijke betrekkingen met de Sovjetunie en met de Palestine Liberation Organization (PLO, Palestijnse Bevrijdingsorganisatie). In 1973 steunde hij Syrië en Egypte in de Jom Kippoer-oorlog tegen Israël.



In juli 1979 volgde vice-president Saddam Hoessein de afgetreden Hassan al-Bakr op. Hij regeerde als een dictator die elke vorm van verzet in de politiek en in het leger keihard de kop indrukte. Hij streefde naar het leiderschap in de Arabische wereld en voerde een agressieve buitenlandse politiek. Zijn expansiedrift richtte zich eerst tegen Iran, dat in de eerste Golf-oorlog (1980-88) echter veel meer weerstand bood dan verwacht. Daardoor ontaardde een grensconflict in een lange oorlog die de reserves van beide landen uitputte. Vervolgens trad Irak hard op tegen de opstandige Koerden in het noorden van het land; daarbij werd ook het gebruik van gifgas niet geschuwd. In augustus 1990 lijfde Hoesseins leger Koeweit in. Hij trotseerde de internationale druk om de bezetting van dit oliestaatje ongedaan te maken en veroorzaakte hiermee de tweede Golf-oorlog (1991). In februari 1991 werd Irak vernietigend verslagen. Het mandaat van de internationale troepenmacht was niet toereikend om Saddam Hoessein definitief uit te schakelen. Er braken weliswaar binnenlandse opstanden uit, maar de dictator wist zich staande te houden. De Koerdische rebellen werden opnieuw meedogenloos aangepakt, evenals de sjiïetische opstandelingen in het zuiden van Irak. Hoessein liet een rivier omleggen, zodat de moerassen van waaruit de sjiïeten opereerden droog kwamen te liggen.

Toen Irak na de tweede Golf-oorlog weigerde lange-afstandsraketten en eventuele chemische en biologische wapens in te leveren, en ook geen schadevergoeding aan Koeweit wenste te betalen, werd de economische boycot voortgezet. Economisch kwam Irak ernstig in de problemen. De voedselvoorziening werd precair, waardoor met name de kindersterfte ernstige vormen aannam. Uiteindelijk ging Saddam Hoessein stukje voor beetje overstag, maar nog onvoldoende om de boycot opgeheven te krijgen. Pogingen het regime van de dictator omver te werpen, mislukten. Saddam Hoessein bleef Irak met harde hand regeren.