Uitingen van voortbewegen en die in grote lijnen de persoonlijkheid en het karakter aangeven.
In principe is lopen een uiting om zich van plaats A naar plaats B te verplaatsen. Voor grotere afstanden maakt men tegenwoordig gebruik van de zogenaamde “kunstmatige verplaatsmethoden”, zoals trein, autobus, auto, vliegtuig, boot, tram, metro, motor, bromfiets, scooter, fiets en dergelijke. Ook hierbij is natuurlijk veel over de menselijke structuur te vertellen.
Loopgedrag is in een aantal variaties te verdelen en deze variaties hangen af van de omstandigheden, leeftijd, omgeving, situatie en positie van betrokken personen.
Deze loopvariaties zijn:
Kruipen - waggelen - lopen - snel lopen - gehaast lopen - schuifelen - kuieren - snelwandelen - in looppas lopen - hard lopen - weglopen - marcheren - sprinten - paradepas lopen - hinkelen – huppen – enzovoorts.