Nederlands staatsman en historicus; geboren op 21 augustus 1801 te Voorburg, overleden op 10 mei 1876 te Den Haag; formuleerde de antirevolutionaire staatsleer en was van 1831 tot 1871 directeur van het Koninklijk Huisarchief. Guillaume (Willem) Groen van Prinsterer studeerde rechten en letteren te Leiden en promoveerde daar in 1823 aan beide faculteiten.
Hij vestigde zich als advocaat te Den Haag, en werd in 1827 aanvankelijk referendaris en vanaf 1829 secretaris bij het Kabinet des Konings. Hij vervulde die functie tot 1836. Daarnaast werd hij in 1831 benoemd tot directeur van het Koninklijk Huisarchief. In die functie was hij verantwoordelijk voor de bronnenuitgave Archives ou correspondance inédite de la Maison d’Orange-Nassau (13 delen, 1835-1861), met daarin brieven uit het Huisarchief uit de periode 1552 tot 1688.Zolang het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden bestond, dus tot 1830, hield Groen van Prinsterer zich uit hoofde van zijn functie bij het Kabinet des Konings dikwijls in Brussel op. In de zuidelijke hoofdstad leerde hij de predikant van de Waalse gemeente kennen, de Zwitser J.H. Merle d’Aubigné, die ook hofpredikant was. Onder diens invloed begon hij de Reformatie te zien als tegenstelling van de Franse Revolutie en alle daaruit voortvloeiende politieke ideeën. Omdat hij zich steeds minder kon vinden in de regeringspolitiek, nam hij in 1836 ontslag. Aangezien hij niet onbemiddeld was, bekleedde hij daarna geen bezoldigde functie meer.
In 1840 had hij zitting in de ‘dubbele Tweede Kamer’ voor de grondwetsherziening. Hij bekritiseerde daarin de door de Koning benoemde Eerste Kamer, die hij ‘een mislukte kopie naar Engelsch model’ noemde. Zijn politieke gedachten heeft hij neergelegd in het boek Ongeloof en revolutie (1847), een verheerlijking van de historisch gegroeide prerevolutionaire monarchie, Volgens hemzelf was het niet de beschrijving van een systeem, maar een historisch vertoog over oorsprong, wezen en gevolgen van de revolutie. Revolutie stond voor hem gelijk aan ongeloof, ze was een geestelijke omwenteling die het christendom verwierp, en daarmee alle staatkundige, zedelijke en godsdienstige normen van Gods woord. Revolutie liep uit op tirannie. Groen van Prinsterer kan gezien worden als een van de grondleggers van de Anti-Revolutionaire Partij, die drie jaar na zijn dood, in 1879, door Abraham Kuyper werd opgericht.
Hij wilde onder meer in de Grondwet laten opnemen dat de Koning protestants moest zijn, wat niet gebeurde. De Grondwet van 1848 typeerde hij als de sloop van het Koninklijk Huis. De soevereiniteit van de Koning, die door de ministeriële verantwoordelijkheid was aangetast, zag hij als een historisch, nationaal en constitutioneel gegeven. In zijn denken was de monarchie niet noodzakelijkerwijs de enig juiste staatsvorm. Het Huis Oranje-Nassau was in zijn optiek echter met een historische staatkundige opdracht verbonden aan het Nederlandse volk. Hij was ook geen tegenstander van de parlementaire democratie, mits zij de soevereiniteit van de Oranjevorst intact liet.
De omwentelingen van 1848 en het verzet die zij in Nederland opriepen bij contrarevolutionaire publicisten, brachten meer duidelijkheid in zijn politieke denken. Vanaf dat moment legde hij minder de nadruk op de rechten van de monarch en hechtte hij meer belang aan het vasthouden aan de Grondwet. Hij keurde daarom alle verzet tegen een gevestigde constitutie af. Vanaf 1849 tot 1865 had Groen van Prinsterer met onderbreking zitting in de Tweede Kamer. Hoewel hij in de Kamer weinig medestanders had, was hij een invloedrijk parlementariër dankzij zijn grote eruditie, zijn stijlvolle optreden en zijn grote retorische gaven. In 1871 willigde koning Willem III na herhaalde verzoeken zijn ontslagaanvraag als directeur van het Koninklijk Huisarchief in. In zijn huis aan de Korte Vijverberg 3 in Den Haag is tegenwoordig het Kabinet der Koningin gevestigd.
Zie ook christen-democratie Kabinet des Konings.