Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

Gepubliceerd op 22-02-2023

SHOCK

betekenis & definitie

traumatische schok die een verstoring van het organisme veroorzaakt. Een psychische schok is het gevolg van een plotselinge gebeurtenis waardoor iemands bestaan op ingrijpende wijze gewijzigd wordt en waaraan men zich niet aanstonds kan aanpassen.

Meestal is het een → frustratie: het verlies van een dierbaar iemand, het verbreken van een liefdesband, een plotseling isolement, een mislukking op school of op het werk enz. Maar een aangename verrassing kan dezelfde sterke beroering veroorzaken. In het organisme doen zich dan veranderingen voor: in het vochtgehalte en in het neuro-vegetatieve systeem, wijzigingen die te vergelijken zijn met die welke optreden als gevolg van een biologische shock. De shocktherapie werd toegepast bij de behandeling van geesteszieken, maar is in onbruik geraakt (in Marokko bestaan een soort silo’s waarin men geesteszieken opsluit; na enkele dagen - voor sommigen enkele weken van volstrekte afzondering komen ze er genezen uit). In psychiatrische inrichtingen werd tot voor enkele jaren shocktherapie toegepast, en wel in verschillende vormen: d.m.v. elektriciteit (→ elektroshock), insuline (comatherapie) of inenting met een parasitaire ziekte die vergezeld gaat van koorts (malariatherapie). Het doel is: een plotselinge verstoring te veroorzaken in het lichaamsvochtgehalte en het inwendige en vegetatieve evenwicht. De nadelen bleken echter groter dan de voordelen te zijn en shocktherapie wordt nu nog maar zelden toegepast. → Mesomorf, Trauma.