(18461924), Amerikaans psycholoog en pedagoog. Zijn belangstelling voor de evolutietheorie en de opvoeding bracht hem tot het bestuderen van kinderen; hij hield zich bezig met kwesties als het soort poppen dat kinderen het mooist vinden, of hoe snel ze namen krijgen.
Zijn ‘recapitulatietheorie’ berust op de idee dat kinderen een schakel vormen in de ontwikkelingsketen van dier tot mens en in hun leven als embryo alle fasen van een eencellig wezen tot mens doormaken : de ontwikkeling van het individu (→ ontogenese) is een herhaling van de ontwikkeling van de stam (→ fylogenese); in Adolescense (1904) schrijft Hall dat de ervaringen van de voorouders worden doorgegeven aan het kind: het plezier van kinderen om met water te spelen kon men in verband brengen met de genoegens in de zee van hun visachtige voorvaderen. Tegenwoordig verwerpen de meeste genetici de theorie dat verworven kenmerken geërfd kunnen worden, tenminste in de vorm van Halls recapitulatietheorie. Toch had Halls werk tot resultaat dat het de belangstelling voor het gedrag van kinderen op verschillende leeftijden stimuleerde. → Kinderpsychologie.
