Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Sint-Maarten

betekenis & definitie

Sint-Maarten, zuidelijk deel van het gelijknamige Bovenwindse eiland dat tot de → Nederlandse Antillen behoort. Het eiland werd door Columbus op zijn tweede reis (1493) ontdekt.

Aangelokt door de rijke zoutpannen verkenden Nederlanders het onbewoonde eiland circa 1627 en vestigden zich er in 1631. Sint-Maarten werd in 1633 door de Spanjaarden veroverd; na de Vrede van → Munster (1648) kwam het zuidelijk deel (met de zoutpannen) in Nederlandse handen; het noordelijke deel werd Frans (op grond van een vestiging circa 1624). Van 1672-1703 hielden de Fransen ook het zuidelijke deel bezet. Na 1735 vestigden er zich veel Engelsen; de economische situatie verbeterde. Circa de helft van de plantage-eigenaren ging over tot de arbeidsintensieve suikercultuur; op de overige plantages werd voedsel verbouwd en vee gehouden. Tussen 1795-1816 was het eiland in Franse en Engelse handen. Tot de → Franse tijd ressorteerde Sint-Maarten onder de wic als onderhorige van Sint-Eustatius. Sinds 1848 behoort het bestuurlijk tot → Curaçao, als deel van de Nederlandse Antillen. Na de Tweede Wereldoorlog stond de politiek in het teken van streven naar zelfbestuur en decentralisatie. De laatste veertig jaar had de Democratic Party onder leiding van Claude → Wathey de meeste invloed. Als belangrijkste eiland van de Bovenwindse Antillen was Sint-Maarten tot 1983 het bestuurlijk centrum. Het hotelwezen, het toerisme en de economische dienstverlening namen een hoge vlucht. In 1992 besloot de Nederlandse ministerraad van het Koninkrijk het eiland onder curatele te stellen, om de bestuurlijke en financiële chaos op te lossen.