Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Kiesrecht

betekenis & definitie

Kiesrecht, belgië kende tot 1893 een censuskiesrecht. Na verlaging van de census in 1848 groeide het aantal kiesgerechtigden van vijftigduizend tot tachtigduizend.

In 1893 werd het algemeen meervoudig kiesrecht ingevoerd, waarbij elke kiezer over een stem beschikte, maar er drie kon verwerven, afhankelijk van bezit of capaciteiten. Sinds 1919 verliepen de verkiezingen op basis van algemeen enkelvoudig kiesrecht. In 1948 werd ook aan vrouwen het volledige kiesrecht toegekend. Voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers geldt een kiesgerechtigde leeftijd van 21 jaar (passief kiesrecht 25 jaar). In België is stemmen nog steeds verplicht.

nederland. Bij de grondwet van 1798 werd kiesrecht verleend aan alle mannen die twintig jaar en ouder waren en aan bepaalde eisen voldeden (onder andere een eed afleggen tegen het stadhouderlijk bestuur). Deze democratie verdween bij de grondwet van 1814: er kwam een → censuskies-recht, dat bij de grondwetswijziging van 1815 bleef bestaan en dat de gewijzigde grondwet van 1848 handhaafde, al bracht de Kieswet van het eerste ministerie-Thorbecke het aantal kiezers van 55 000 op 100 000 ofwel 3,5 procent van de bevolking. Bij de grondwetswijziging van 1887 werd dit 29 procent en bij de wet-Van Houten (1896) 49 procent. In 1917 werd algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd; in 1919 ook voor vrouwen (wet-Marchant). In 1922 werd algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen opgenomen in de grondwet. De kiesgerechtigde leeftijd is verlaagd van 23 (via 21) tot 18 jaar (1971). Ook het passief kiesrecht is van 25 (via 23 en 21) naar 18 jaar gebracht. In 1970 is de opkomstplicht afgeschaft.