Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Friezen

betekenis & definitie

Friezen (door de Romeinen Frisii genoemd), Germaanse stam die rond het begin van de christelijke jaartelling het kleigebied van Groningen en Friesland en vermoedelijk het achterland bewoonde; later werden ze ook aangetroffen in het westelijk kustgebied van Nederland, waar de Friezen buren van de → Cananefaten werden. De Friezen werden in 12 v.Chr. onderworpen door Nero Claudius Drusus, die een verdrag met hen sloot, waarbij zij verplicht werden ieder jaar een aantal runderhuiden aan het leger te leveren.

Toen de Romeinse bestuurder → Olennius met betrekking tot de huidenlevering onmogelijke eisen stelde, kwamen de Friezen in opstand (28 n.Chr.) De Romeinen moesten het Friese gebied ontruimen, met uitzondering van een → castellum in Velsen. Onder keizer Claudius vond in 47 n.Chr. een veldtocht plaats tegen de Chauken, die leefden in het Duitse kustgebied tussen Eems en Elbe, en tegen de Friezen. De leiding was in handen van → Corbulo, die het Friese grondgebied bezette en een op Romeinse leest geschoeid bestuursapparaat begon te installeren. Het territorium van de Friezen werd echter door de Romeinen ontruimd, toen Corbulo bevel kreeg zijn troepen op de linkeroever van de Rijn terug te trekken. Gedurende de laatste eeuwen van het Romeinse Rijk bleven de Friezen onafhankelijk en waren de contacten wisselend van aard. Tijdens de Bataafse opstand in 69-70 kozen ze de zijde van Julius → Civilis. Dat Friezen in het Romeinse leger dienden, blijkt uit inscripties waarin vermeld wordt dat zich onder de Romeinse troepen die rond 200 in Engeland waren gelegerd, een of meer Friese ruiterafdelingen bevonden. De contacten tussen beide volken blijken voorts uit de uitwisseling van Romeinse goederen, zoals glas, aardewerk en sieraden. Mogelijk dat de Romeinen later ook graan exporteerden naar het gebied tussen Rijn en Weser. In 58 n.Chr. mislukte zo'n poging. Tegenover de mogelijke Romeinse uitvoer van graan stond de import van ondermeer leer en vlees. Hierop duidt een Romeins schrijftafeltje uit Tolsum (Friesland), uit de eerste helft van de 1e eeuw, dat de akte van de aankoop van een Fries rund bleek te zijn. Tussen 250-275 werden het zuiden van Nederland en het noordelijk en westelijk deel van België geteisterd door invallen van onder anderen Friezen. Toen keizer Constantius Chlorus aan het einde van de 3e eeuw in deze streken opereerde, was het rivieren- en het Scheldegebied in handen van → Franken, Friezen en andere volken. Opmerkelijk is dat de Friezen in die periode ook wel werden aangeduid als Franken of → Saksen. Met de ineenstorting van het Romeinse Rijk migreerden complete gemeenschappen. Volgens historische bronnen bevonden zich onder hen ook Friezen die samen met Angelen, Saksen en Juten naar Engeland overstaken. Dat het hierbij slechts om een deel van de Friezen ging, wordt volgens de archeologische vondsten aangetoond door de ononderbroken bewoning van → terpen. Hoewel de Friezen tussen 630 en 640 het gebied van Noord-Nederland en Midden-Nedeland tot aan Utrecht in bezit hadden, konden ze uiteindelijk tegen de Franken geen stand houden. Nadat de Friezen rond 690 Midden-Nederland prijs hadden moeten geven, werden ze omstreeks 720 in het grootste deel van het kustgebied door de Franken onderworpen. Nu begonnen de Frankische cultuur en handel in het Friese gebied door te dringen; de bewoners heetten nog wel Friezen, maar het gebied was eerder Frankisch. Vanaf de 7e eeuw vermelden Frankische bronnen de belangrijke rol die de Friezen als handelaren hebben gespeeld. Dit blijkt onder andere hieruit, dat zich bij Frankische steden Friese handelsnederzettingen of vici bevonden. Waarschijnlijk onderhielden de Friezen reeds in de tweede helft van de 7e eeuw betrekkingen met Engeland en hadden zij een zeker aandeel in de slavenhandel. → Dorestad werd waarschijnlijk in het begin van de 8e eeuw het voornaamste centrum van de Friese scheepvaart en handel, die langs de Rijn tot de Elzas reikte, terwijl er eveneens betrekkingen met de Slavische landen in Midden-Europa werden onderhouden. Behalve op Engeland voeren de Friezen op Denemarken en Zweden. De invoering van het christendom slaagde pas onder druk van de Frankische overheersing, nadat pogingen van Wilfrid, → Willibrord en → Bonifatius de Friezen te bekeren vergeefs waren geweest; onder → Karel de Grote volgde de → kerstening van de Friezen.