Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Lever

betekenis & definitie

filtrerend en vergiften neutraliserend orgaan, dat ingeschakeld is bij de bloedsomloop; dient als klier ter vervaardiging van gal, die in de galgangen naar de galblaas en vandaar naar de twaalfvingerige darm gebracht wordt. De l. is een groot orgaan, dat achter de rechter ribbenboog in de buik ligt, onder de door het middenrif gevormde koepel; de onderste rand van de l. ligt vrijwel gelijk met de onderste rechter ribbenboog.

Weegt bij volwassenen ongeveer 1½ kg. De kliercellen van de l. liggen tussen twee grote haarvatenstelsels in. Het poortaderstelsel, dat gevormd wordt door de aderen van de dunne darm en het voorste deel van de dikke darm, voert het bloed aan, dat beladen is met voedingsstoffen, afkomstig uit de spijsvertering. De voedingsstoffen worden ontdaan van gif, verwerkt en opgeslagen en pas daarna worden de stoffen verder doorgegeven om door het lichaam verwerkt te worden; daartoe worden ze afgegeven aan het haarvatenstelsel, dat in verbinding staat met het lichaam. Daartussen liggen nog galcapillairen, die bijeen komen in de galgangen. De l. produceert per dag ongeveer ¾ l gal uit de bloedkleurstof van de verbruikte rode bloedlichaampjes, die onophoudelijk afgebroken worden in de l. Leverkwabjes, die verloren gegaan zijn, worden zo mogelijk vervangen door levercellen; voor een deel worden ze plaatselijk echter vervangen door littekenweefsel, dat in de loop van de tijd ineen schrompelt. Wanneer de l. door gifstoffen of door zware ontstekingen overbelast wordt, vormt zich steeds meer bindweefsel; de l. verliest prestatievermogen en verschrompelt.