Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Duizeligheid

betekenis & definitie

meestal het gevolg van irritatie van het binnenoor, te geringe doorbloeding bij bioedleegte of te sterke doorbloeding bij bloedrijkheid in de hersenen. Het orgaan voor het waarnemen van de stand van ons lichaam bevindt zich in het binnenoor; de drie halfcirkelvormige kanalen daarvan werken als een waterpas en registreren voortdurend de situatie van het hoofd in de ruimte.

Wanneer dit stelsel verstoord of geprikkeld wordt (zee- en luchtziekte), ontstaat een gevoel van d., dat meestal gepaard gaat met oorsuizingen. Naast stoornissen van het oor kunnen ook stoornissen van het oog een gevoel van d. oproepen, zoals men ook door verwarring van de gezichtsindrukken de oriëntering op de houding kan uitschakelen en d. oproepen. Stoornissen van de bloedsomloop, ontstoken of gezwelachtige veranderingen in de hersenen zijn de meest voorkomende oorzaken voor d. Wanneer d., braken, oorsuizen en hardhorendheid samen optreden, spreekt men van het zgn. symptomencomplex van Menière. Behandeling richt zich op oorzaak en grondkwaal. Homeopathie: bij ouderdomsduizelingen Arnica D3-6, Baryum carbonicum D6-8, bij d. vanuit de gal Bryonia D6, vanuit de maag Nux vomica D6, bij bloedarmoede Ferrum carbonicum D2. Biochemie: Ferrum phosphoricum D6 bij bloedaandrang naar het hoofd; Calcium phosphoricum D6 bij ouderdomszwakte; Natrium phosphoricum D6 bij d. vanuit de maag. Silicea D12.