wordt bepaald door het geraamte. Op het steunvlak van het tw/gewelf rustend, staan de benen, die bestaan uit de beenderen van onder- en bovenbeen, rechtop.
Het bekken vormt met het heiligbeen de grondslag voor de wervelkolom. Aangezien het heiligbeen naar voren gekanteld staat, brengt een achterwaartse buiging van het onderste deel van de wervelkolom in het gebied van de lendenwervels het geheel weer in evenwicht. In het borstgedeelte is de wervelkolom naar voren, in het halsdeel weer iets naar achter gebogen. De houding wordt beheersd door de musculatuur en daar deze onderworpen is aan onze wil, kan de houding de uitdrukking zijn van onze innerlijke houding en gehele persoonlijkheid. Trots, deemoed, slapheid, wilskracht kunnen in de lichamelijke houding tot uiting komen.