Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Gepubliceerd op 02-05-2019

Boy

betekenis & definitie

Boy - jongensachtige lesbo. Ook lesboy.

In de uitdrukking one of the boys, die hoort erbij, bozo, mannelijke pot, slecht gekleed, out of time. Het barst hier weer van de bozo’s. (Gehoord in COC), broekje, achter eikaars broekje aanzitten, wederzijdse poging ondernemen tot (erotisch) contact. Die zitten constant achter eikaars broekje aan, maar ze moeten elkaar nog bespringen. (Gehoord in Roze Wolk), broekloperij, aanduiding van juristen in de 17de en 18de eeuw voor travestie bij vrouwen. Het is niet duidelijk of er ook sprake was van gelijkgeslachtelijke liefde.

Broekloperij werd begin deze eeuw ook nog gebruikt voor vrouwen in travestie in het ‘maskeringsverbod’ van de algemene politieverordening, broek-rok, verkapte aanduiding voor butch-femme, gebezigd in de jaren veertig en vijftig, broer-zus, bewimpelde aanduiding voor butch-femme, gebruikt in de jaren veertig en vijftig. Wat ben je nu, broer of zus? (Van Kooten Niekerk ÔC Wijmer, 1985). Hillie had met haar kleedstijl van ‘femme’ tot haar spijt meer succes bij de ‘broers’ dan bij de ‘zusjes’. (Van Kooten Niekerk &c Wijmer, 1985). bron des levens, het vrouwelijk liefdesdeel. Zonder omwegen verdwijnt haar hand tussen Lens benen op zoek naar de bron des levens. (Dorcas, 1990). broodpot, lesbo die haar geld verdient door een lesbisch produkt aan de vrouw te brengen, bouwdoos, transseksueel.