Wat is de betekenis van boy?

2024-04-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

boy

1) (1974) (< Eng.) (homotaal) mogelijke partner. Het WNT haalt een advertentie aan uit de jaren zeventig van de twintigste eeuw. • Ik zag eens een advertentie van iets als ‘Escort Service’ en dan kan je kiezen uit een fotoboek van ‘boys’ voor homo, hetero en biseks. (Sekstant, februari 1974) • boy, j...

2024-04-18
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Boy

Deze naam kan teruggaan op het Engelse woord boy 'jongen' of een variant zijn van Boye.

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

Boy

Boy - Eigennaam 1. (mannelijke naam) jongensnaam Zie ook boy

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

boy

boy - zelfstandig naamwoord 1. kind van mannelijk geslacht ♢ Bas is een echte boy! Zelfstandig naamwoord: boy de boy de boys Synoniemen jongen, knaap, knul Tegenstellingen griet, meid,...

2024-04-18
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Boy

[Eng.] 1 jongen; 2 (in verscheidene landen) inlands bediende.

2024-04-18
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Boy

knaap; jongen; huisbediende (Ind.)

2024-04-18
Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Boy

Boy - jongensachtige lesbo. Ook lesboy. In de uitdrukking one of the boys, die hoort erbij, bozo, mannelijke pot, slecht gekleed, out of time. Het barst hier weer van de bozo’s. (Gehoord in COC), broekje, achter eikaars broekje aanzitten, wederzijdse poging ondernemen tot (erotisch) contact. Die zitten constant achter eikaars broekje aan, maa...

2024-04-18
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Boy

(Eng .), jongen; in de voormalige Britse koloniën de naam voor een inheemse huisbediende; ook gebruikt voor jonge bediende in het algemeen, b.v. liftboy.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Yiddish Slang

Fred Kogos (1966)

Boy

1. (affectionate) Boitshik, boitshikel (Americanism); yingel. 2. (becoming a man) Bar-mitzvah.