gedeelte van het aardoppervlak zonder of bijna zonder plantengroei, door gebrek aan regen. Onderscheiden worden de rots- of steenwoestijn (hammada), de grint- of kiezelwoestijn (serir) en de zandwoestijn (erg).
Afrika en Azië bezitten de uitgebreidste woestijngebieden. Een reusachtige woestijngordel loopt van de Atlantische Oceaan in een lange, naar het N. geopende, boog ter lengte van bijna 15.000 km met slechts geringe onderbrekingen tot aan de uiterste oostrand van Centraal-Azië. Daartoe behoort de Afrikaanse Sahara, de grootste van alle woestijnen. In Zuid-Amerika treft men de zandwoestijn of desierto van Atacama en de grote zandvlakten (Campos dos Parecis) in de Braziliaanse provincie Mato Grosso aan; in Noord-Amerika bevindt zich het uitgestrekte bekken van het Grote Zoutmeer in de staat Utah. Australië bezit in het binnenland van het vasteland eveneens waterloze woestijnen; in Europa komen zij daarentegen niet voor.
