De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Afrika

betekenis & definitie

(afgeleid van Aforika’s: inboorlingen van Carthago, door Rom. Afri of Africani genoemd), op 2 na grootste werelddeel, liggende tussen 37° 20' N.Br. en 34° 51' Z.Br., 17° 34' W.L. en 51° 28' O.L.

Oppervl.: 29.820.200 km2; bevolking ca 160.000.000. A. is massief en heeft naar verhouding tot oppervl. weinig kustlengte: 1 km kust op 1067 km2, tegen Europa 1 op 278. Totale kustlengte: 27.638 km. Eilanden omvat het werelddeel weinig: zij beslaan slechts 1/ie van totale oppervl. A. bestaat grotendeels uit hoogland. Gemiddelde hoogte 670 m.

Z. en O. hoger dan N. en W. Hoogste top: Kilima-Ndsjaro (6010 m) in Tanganjika. Rivieren en meren. Langste rivier is de Nijl (6397 km). Andere belangrijke rivieren: Kongo, Niger, Oranjerivier en Zambesi. Voorts veel droge rivierbeddingen, die slechts na regenbuien water bevatten (wadi's).

Belangrijkste meren: Victoriameer, Tsaadmeer, Nyassameer, Tanganjikameer. Klimaat. A. is het warmste werelddeel. ⅕ van zijn oppervl. ligt in tropische zone. Alleen N.- en Z.-kust subtropisch. Binnenland heeft, tengevolge van droogte, grote woestijnen (Sahara, Kalahari). Kustgebieden vaak moerassig.

Plantengroei. Meest typisch voor A. zijn savannen en steppen met o.a. apenbroodboom en acaciastruiken. In W. en O. tropische regenwouden met in W.-Afrika o.a. oliepalm, kapokboom, koffieboom, kolanoot. In Sahara-oasen: dadelpalmen. Aan N.-kust olijfboom en kurkeik. In Kaapland: ericaceeën.

Dierenwereld. Zoogdieren: olifanten, apen (o.a. gorilla, chimpansee, baviaan), kamelen, antilopen, buffels, zebra’s, giraffen, leeuwen (in Z.-Sahara), neushoorns, nijlpaarden, panters. Vogels: struisvogels, parelhoenders, pauwen, papegaaien, gieren, neushoornvogels. Reptielen: kameleons, slangen, schildpadden, krokodillen. Bevolking. Oerbevolking vormen de Pygmeeën, Bosjesmannen en Hottentotten.

Thans grootste bevolking in Midden en Z.: Negers. In N.: Hamieten (Berbers en Egyptenaren) en Semieten (Moren en Joden). In Z.-Afrika: Indo-Germanen (Boeren en Angelsaksen). Op Madagascar: Maleiers. Talen. Hamietische (o.a.

Berbertalen en Koptisch), Semietische (o.a. Arabisch en Amharisch), Soedan-, Bantoe-, Khoin- (Bosjesmans en Hottentots) en Indo-Germaanse (Z.-Afrikaans en Engels) talen. Godsdiensten. Gekleurde bewoners in Midden en Z. grotendeels heidenen. In N.: Islam heersend, in Abessinië Koptisch Christendom, dat ook in Egypt. steden voorkomt. Bij blanken in Z.-Afrika en Europese koloniën: Christendom, dat door Zending en Missie ook onder kleurlingen verbreid is.

Economie. Middelen van bestaan: jacht, visserij, landbouw, veeteelt; in Z.-Afrika ook belangrijke industrie; mijnbouw: cobalt, phosphaat, mangaan (in het N.), diamant (Kongo en Z.-Afrika), goud (Z.-Afr.). Buitenlandse handel in Europese handen. Spoorwegnet en autoverkeer ontwikkelen zich snel. Tal van Europ. scheepvaartmaatschappijen hebben diensten op A. Een net van luchtlijnen bedekt het werelddeel.

Geschiedenis. In praehistorische tijd was A. reeds dicht bevolkt. Tot einde Middeleeuwen was slechts van het N. en van Ethiopië iets bekend. N.-Afrika heeft reeds vroeg Aziatische en Europese heersers gekend (Phoeniciërs, Perzen, Romeinen, Byzantijnen, Arabieren). In 15e eeuw exploreerden Portugezen de kusten: i486 bereikte Bartholomeo Diaz Kaap de Goede Hoop; 1498 voer Vasco da Gama langs O.-kust naar Indië; 1506 werd Madagascar bereikt. Portugezen namen kuststreken in bezit; later ook Hollanders (St George del Mina en in 1652 Kaapstad) en Engelsen.

Onderzoek van binnenland begon pas eind 18e eeuw. 1788 African Association te Londen opgericht. In 19e eeuw heel A. door tal van ontdekkingsreizigers doorkruist. Bekendste zijn: Mungo Park, Clapperton, Caillié, Barth, Mollier voor het N., Livingstone, Stanley, Capello, Marchand, Wissman, Alexandrine Tinne, voor het Midden. Inde 20e eeuw hertog Adolf Friedrich von Mecklenburg, Dominik, Frobenius, Chevalier, hertog der Abruzzen, graaf van Turijn, De Ségonzac. Van belang voor het onderzoek waren ook grensafbakeningscommissies. Geheel A., behalve Abessinië en Liberia in 19e en 20e eeuw onder Europ. mogendheden (Frankr., Eng., Duitsl.

Spanje, Port., Ital., België) verdeeld, vooral na Berlijnse Koloniale Conferentie (1885). Na Wereldoorlog I Duitse bezittingen als mandaten tussen Eng., Frankr. en België verdeeld. Egypte onafhankelijk geworden. Na Wereldoorlog II Ital. koloniën voorlopig onder geall. bestuur geplaatst. Staatkundige indeling. Zelfstandige staten zijn Abessinië, Egypte en Liberia.

Unie van ZuidAfrika, hoewel Brits dominion, bezit de facto volledige souvereiniteit. Tanger staat onder internat, beheer. Voor de rest is A. koloniaal bezit.Landen Oppervl. in km2 Bevolking

Abessinië 1.102.000 10.000.000

Egypte 994.300 16.900.000

Liberia 95.400 2.500.000

Unie van Zuid-Afrika 2.820.000 11.000.000

Belg. gebieden 2.391.064 13-556.179

Britse gebieden 9-779-325 54.847.489

Franse gebieden 10.746.289 44.599.415

Port. gebieden 2-047.135 9.412.141

Spaanse gebieden 320.050 1.488.500

Voorm. Ital. koloniën 2.602.940 1.526.401

Tanger 583 100.000