(ook foederaaltheologie, van Lat. foedus, verbond), in de Geref. theologie de uitdrukking van de verhouding tussen God en zijn volk (Israël, resp. de Kerk), zoals deze zich in de geschiedenis verwerkelijkt. Nader ontwikkeld in de 16e eeuw o.a. door Bullinger, later in afwijkende vorm door Coccejus.
De V. onderscheidt1. het verbond der natuur of der werken vóór de zondeval;
2. het verbond der genade na de zondeval (resp. vóór, onder en na de wet), waarvan Christus het fundament is en waarbij het geloof treedt in de plaats van de werken. Coccejus legde hierbij de nadruk op de historische ontwikkeling en stelde het Oude Verbond achter bij het Nieuwe.