een stand van rechtsgeleerde Joodse theologen, die zich toelegden op de uitlegging en toepassing der wet. Sinds Ezra* kwam het zwaartepunt van het godsdienstig leven meer en meer te liggen in leer en moraal.
De S. traden allengs meer op de voorgrond en hadden na de verwoesting van de tempel (70 n.C.) onbetwist de leiding. Het door hen ontwikkelde ongeschreven recht werd later in de Misjna* en Midrasj * vastgelegd. Vermaarde S. waren Hillel, Sjammai en Paulus’ leermeester Gamaliël I.