het bedrag aan geld, waarvoor in het economisch verkeer goederen worden verkocht en diensten verleend. Bij volkomen economische vrijheid zal P. zodanig liggen, dat (koopkrachtige) vraag en aanbod met elkaar in evenwicht zijn.
Stijgt de vraag naar het betreffende goed, of daalt het aanbod er van, dan zal de P. stijgen; vermindert de vraag, of neemt het aanbod toe, dan daalt de P. Is vrijheid beperkt, door monopolie b.v., dan werken vraag en aanbod niet meer zuiver. De monopolist stelt dan eenzijdig de P. van zijn artikelen vast, daarbij echter rekening houdend met de draagkracht van zijn afnemers. In tijden van schaarste of van inflatie, als gevaar dreigt, dat verkopers de P. zullen opdrijven boven het peil, waarbij een redelijke voorziening in de behoeften der minder draagkrachtige verbruikers is gewaarborgd, stelt de Overheid vaak maximumprijzen vast [prijsbeheersing). Dalen (bij overgroot aanbod) de prijzen zozeer, dat de producenten geen draaglijk inkomen meer overhouden, dan zal Overheid soms minimum-prijzen vaststellen.