De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Geld

betekenis & definitie

goed, dat als hulpmiddel in het ruilverkeer wordt gebruikt. De behoefte aan G. is ontstaan uit de moeilijkheid, de waarde van 2 te ruilen voorwerpen tegen elkaar af te wegen en uit de omstandigheid, dat iemand, die enig goed van een ander wil overnemen, vaak niets bezit, dat die ander in ruil daarvoor wil aannemen.

Daarnaast heeft het ook de functie van waardemeter. Het goed, dat als G. wordt gebruikt, moet aan 3 voorwaarden voldoen:1. algemeen begeerd zijn;
2. gemakkelijk deelbaar zijn;
3. weinig veranderlijk in waarde zijn.

In primitieve tijden zijn allerlei goederen als G. gebruikt, o.a. vee (Lat.: pecus vandaar pecunia— geld), graan, rijst. Later werden metalen, bij voorkeur goud en zilver, gebruikt. Teneinde te voorkomen, dat bij iedere transactie het ruilmetaal moest worden afgewogen, ging men over tot muntslag. Zo ontstonden de munten. Nog later ging de Staat papieren geld uitgeven, biljetten, die elk een bepaalde hoeveelheid munten vertegenwoordigden en daartegen ingewisseld konden worden. (Muntbiljetten). Ook aan banken (circulatiebanken) werd van staatswege de bevoegdheid toegekend om papiergeld uit te geven (z bankbiljetten). De laatste stap is, dat munt- en bankbiljetten niet meer in metaal om wisselbaar zijn (z ook chartaal geld en giraal geld).