Synoniemen zoeken
Synoniem van prijs
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
prijs
prijs - bedrag dat voor een goed of een dienst wordt gevraagd. Men heeft toegang tot een evenement of voorstelling voor een toegangsprijs, entree of entreegeld. Bij de verkoop van een artikel wordt een verkoopprijs gevraagd, het tegenovergestelde van inkoopsprijs, inkoopprijs, grossiersprijs en, informeel, inkoop, de prijs waartegen de detailhandel goederen inkoopt. De verkoopprijs van een artikel in de detailhandel noem je de winkelprijs, kleinhandelsprijs of consumentenprijs; door fabrikanten of importeurs wordt dienaangaande een richtprijs of adviesprijs aanbevolen. In de groothandel verkoopt men artikelen tegen een grossiersprijs. Bijvoorbeeld bij onroerend goed kan de verkoper een vraagprijs vaststellen: een verkoopprijs waarover in principe kan worden onderhandeld. Slooppanden brengen een afbraakprijs of sloopprijs op; 'afbraakprijs' is ook het woord voor de buitensporig lage verkoopprijs waarmee een verkoper concurrenten uitschakelt. Tegenover de 'vraagprijs' staat de biedprijs: de door de koper voorgestelde prijs, zonder dat overeenstemming wordt bereikt. Aan de beurs genoteerde aandelen hebben een koerswaarde. Iets wordt bij herhaling of doorlopend geleverd tegen een bepaald tarief. Spotprijzen of weggeefprijzen zijn heel laag.
Zie: bedrag.
Zie: waarde.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Prijs
De vergelding, welke voor de moeite aan den arbeid besteed gegeven wordt. Betaling wordt weinig in eigenlijken zin voor vergelding van moeite ge¬bruikt, meest in den zin van overdracht van eene verschuldigde geldsom. Loon is de vooraf bedongen som, waarvoor iemand lichamelijken arbeid verricht; belooning eene onverplichte vergoeding voor bewezen diensten; de betaling voor geestelijken arbeid; een blijk van waardeering, hetwelk men iemand voor vlijt, goed gedrag, enz. schenkt; bezoldiging de vastgestelde vergelding van de diensten, die iemand, die eene betrekking vervult of eenig ambt bekleedt, bewijst of geacht wordt te bewijzen; prijs is eene vooraf uitgeloofde belooning (in de laatste beteekenis). Den prijs behalen.

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
prijs
prijs - zelfstandig naamwoord
1. wat je voor iets moet betalen
♢ wat is de prijs van dit boek?
1. we moeten hem tot elke prijs tegenhouden
[wat het ook kost]
2. dat doe ik voor geen prijs
[beslist niet]
3. tot elke prijs
[beslist, in elk geval]
4. voor geen prijs
[beslist niet]
5. voor een zacht prijsje
[voor weinig geld]
2. beloning voor de winnaar
♢ Jan haalde de eerste prijs bij de wedstrijd
1. zij valt altijd in de prijzen
[wint altijd een prijs]
2. een prijs op iemands hoofd stellen
[een beloning uitloven voor wie hem uitlevert]
Algemene uitdrukkingen:
1. ik zou het op prijs stellen ....
[ik zou het prettig vinden]
2. daar stel ik geen prijs op
[ik wil het niet]
Zelfstandig naamwoord: prijs
de prijs
de prijzen
het prijsje
Synoniemen
tarief