De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Paardenfokkerij

betekenis & definitie

in Nederland drie P.-rassen: het Friese, het Gelderse, het Zeeuwse. Friese tegenwoordig alleen nog in Friesland: zwart, matig-zwaar, lange manen en staart, vrij veel temperament, lage, ronde schoft, fijne benen.

Het Gelderse heeft een minder fijn hoofd, meer ontwikkelde schoft, lenden, benen, meest donkerbruin, manen en staart niet zeer ontwikkeld, vlottere gang. Het Zeeuwse paard is een zwaar koudbloedpaard alleen geschikt voor zwaar werk. Het zgn. Brabantse paard is geen apart ras (Gelders). In Nederland wordt vnl. gekruist met Oldenburgers, Ooslfriezen en Belgen. Sinds 1918 bezit Nederl. een Paardenwet.

Staatszorg gaat uit naar: subsidiëren van fokkerij, steunen van stamboeken, zorg voor dekhengsten, die van Rijkswege gekeurd moeten worden. In België hoofdz. één ras, het Belg.-Brabants ras: zwaar of matig zwaar, rijk temperament, kort, gedrongen, lange goede schoft, sterke lenden, bekend om hoge werkprestaties. Staatszorg gaat uit naar in stand houden van dit ras door middel van strenge selectie, steun van stamboeken, zorg voor dekhengsten volgens welomlijnde regelen.

< >