matig
...
Muiswerk Educatief (2017)
matig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ma-tig 1. niet erg goed ♢zijn cijfers zijn nogal matig 2. wie goed maat kan houden ♢mijnheer Van Dam is een matig drinker 3. bi...
Marc de Coster (2004)
In combinatie met ‘slechts’ of ‘maar’: heel weinig; eigenlijk helemaal niet. Voorbeeld: ‘Hij was maar matig tevreden met het cadeau.’ Het WNT citeert o.a. ‘De Gedenkschriften’ (1747-1787) van G. J. van Hardenbroek. Toch is het huurdersplatform het samenwerkingsverband van de Bond Recht op Wonen (de nationale overkoepeling van huurdersorganizaties)...
Walter De Clerck (1981)
Van een verkoopprijs, huurbedrag e.d.: redelijk, billijk. (Gall., naar fr. (prix) modéré). Er moet voldoende woonruimte komen voor grote gezinnen en dit aan matige prijzen, Bond 4/2/1977. Kwaliteit en matige prijzen. Elegantie en laatste modesnufjes, Gentenaar 13/4/1977..
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., matich, maetlik; (adv.) matichjes; — zijn, by de mjitte bliuwe; een — en geregeld leven leiden, by 't waltsje lans gean.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. een redelijke maat niet te buiten gaande: matig in zijn spreken; matige arbeid; 2. maat houdend in eten of drinken, sober : een matig gebruik maken van sterkedrank ; hij is in alles zeer matig; een matig roker; 3. middelmatig, niet zeer groot, talrijk of hevig : hij heeft een matig vermog...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; 1. een redelijke maat niet te boven gaande; niet overdreven; middelmatig: een matige eis; 2. sober, eenvoudig: matig zijn in eten en drinken; matig leven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: