het uitoefenen van overheidsgezag, omvattend wetgeving, rechtspraak en bestuur, niet als ambtenaar doch krachtens eigen recht; later ook naam van het gebied, waarover zich dat gezag uitstrekt. Te onderscheiden: hoge H. als de heer hoge jurisdictie heeft, d.w.z. rechtspraak in criminele of halszaken, lage H. of ambachts-H. wanneer hij lage jurisdictie heeft, t.w. in civiele en kleine strafzaken.
De staatsregeling van 1798 schafte H. af. In 1813 zijn de Heerlijkheden herleefd. Na 1848 zijn de er aan verbonden rechten grotendeels afgesleten.