(Lat. uitvloeiing)
(1), een woord, dat door antieke denkers wordt gebruikt, om het ontstaan van de wereld uit God aan te duiden: God laat de wereld uit zich voortvloeien, zonder dat Hijzelf daardoor onvolmaakter wordt. Het Christelijk denken verwierp deze gedachte en hield aan de schepping van de wereld door God vast;
(2) (scheikunde) noemt men de gasvormige producten, die bij de radio-actieve atoom-desintegratie van de elementen radium, actinium en thorium ontstaan. Tegenwoordig heten zij radon, octon en thoron (edelgassen).