De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Schepping

betekenis & definitie

Het oudste scheppingsverhaal in de Bijbel, toegeschreven aan de Jahwist (Gen. 2 : 5 v.), is kinderlijk van opvatting: de oorspronkelijk dorre aarde werd door bevochtiging vruchtbaar; God vormde de mens uit aarde, plantte de hof van Eden, schiep de dieren en daarna uit een rib van Adam de vrouw. Het jongere, uit de Priestercodex stammende, verhaal van Gen. 1—2 : 4 (omstr. 450 v.C.) heeft de S. volledig uitgewerkt volgens een opklimmende orde, onder vermijding van alle anthropomorfe voorstellingen.

Het scheppingswerk komt in 6 dagen tot stand. De éne, eeuwige God staat almachtig buiten en boven het door Hem geschapen heelal. Het verschil met de oude heidense scheppingsmythen is hier diepgaand en principieel. Het Nieuwe Testament betrekt de S. op Christus als het eeuwige, prae-existente Woord Gods, door Wie alle dingen geschapen zijn (o.a. Joh. 1 : 3, I Cor. 8 : 6, Col. 1 : 15-17). Hemel en aarde zullen vergaan (vgl.

Marc. 13), een nieuwe hemel en een nieuwe aarde worden verwacht (vgl. o.a. II Petr. 3, Openb. 21 : 1). Het chr. scheppingsgeloof is geen hypothese betr. het ontstaan der wereld, maar een belijden van God als Schepper: God is de Heer der door Hem uit niets geschapen wereld, die niet laat varen het werk zijner handen. Voor Pantheïsme en Deïsme blijft hier geen ruimte.