landbouwwerktuig, reeds bekend bij de Egyptenaren, Joden, Romeinen (niet bij de Grieken). Zij bestaat uit een raam (ijzer of hout) met tanden.
Van voren zit er een aanspanningsinrichting aan, van achteren dikwijls een ketting met knuppel om het werktuig te kunnen lichten. De moderne E. is de schijf-E. Aan twee horizontale assen, die een stompe hoek met elkaar maken (dit kan door een hefboom geregeld worden) zit een aantal schijven. Deze egge wordt door paarden- of motorkracht voortgetrokken. Het eggen dient om de grond fijner te verkruimelen na het ploegen, het losscheuren, verzamelen en bovenbrengen van onderaardse stengeldelen en onkruid en ook voor het onderbrengen van meststoffen en zaden (ineggen).
