De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Eed

betekenis & definitie

plechtige verklaring onder aanroeping van Gods naam. Het Ned. recht eist in tal van gevallen de E.

De Koning zweert bij zijn inhuldiging de E. van art. 53 Gw. Officieren zweren trouw aan de Koning, gehoorzaamheid aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht. Ministers, leden van vertegenwoordigende lichamen, en vele ambtenaren moeten vóór hun ambtsaanvaarding E. afleggen, waarin zij beloften doen met betrekking tot hun plichtsvervulling. In straf- en burg. proces moeten getuigen zweren, de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen. Ook deskundigen worden beëdigd. E. wordt afgelegd door, onder het opsteken van de wijs- en middelvinger van de rechterhand, uit te spreken de woorden: „Zo waarlijk helpe mij God Almachtig”.

Personen, behorende tot Kerk. die E. verbiedt (b.v. Doopsgezinden) kunnen volstaan met een belofte in plaats van E; evenzo anderen, die een schriftelijke verklaring tekenen, dat zij bezwaar hebben tegen het afleggen van E., ontleend aan hun opvattingen betreffende de godsdienst (b.v. atheïsten). Bij ambtseden heeft men geheel vrije keus. Ook in Belg. bestaan zowel ambts- als gerechtelijke E. De laatste zijn weer te onderscheiden in getuigen-, deskundigen- en partijeed. Ook hier kent men zowel beslissende als aanvullende E.

In het Christendom heeft men de E., ook al schijnt Jezus hem in het N.T. te verbieden, gehandhaafd. Een uitzondering maken de Doopsgezinden, die zich houden aan Matt. 5 ; 33-37.