De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Arnhem

betekenis & definitie

hoofdstad van prov. Gelderland, op rechteroever van de Rijn, in mooie, bosrijke streek, 6694 ha, 96.000 inw.

Kruispunt van spoorwegen, toeristencentrum. Zetel van prov. bestuur, van gerechtshof en arrond. rechtbank. Gemeentelijk Museum van Oudheden. Voornaamste kerken de R.K. St. Walburgskerk en de Grote of St.

Eusebiuskerk, beide door oorlogsgeweld in 1944 zwaar gehavend. Het uit de 16e eeuw daterende fraaie Raadhuis was eens de woning van Maarten van Rossum, het zgn. Duvelshuis. De oude binnenstad is in W.O. II zwaar geteisterd. In omgeving de schoon gelegen landgoederen Sonsbeek, Zypendaal, Bronbeek (Kon.

Mil. Invalidenhuis). A. kreeg 1233 stadsrecht, was in de Middeleeuwen lid der Hanze; Keizer Karel V maakte A. tot hoofdstad van Gelderland. Van 1672-1674 in het bezit der Fransen. Op 17 Jan. 1795 opnieuw door de Fransen bezet, 30 Nov. 1813 door de Pruisen en Kozakken bevrijd. 11 Mei 1940 rukten de Duitsers A. binnen, de slag om A. (17-25 Sept. 1944) teisterde de stad deerlijk; 14 April 1945 door de Engelsen bevrijd.