De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Gelderland

betekenis & definitie

grootste prov. van Ndl.; 5023 km2, i .039.010 inw. (1947). Door de Rijn verdeeld in drie hoofdgebieden: Veluwe, Graafschap of Achterhoek en rivierkleigebied tussen Maas, Waal en Rijn.

De Veluwe, verdeeld van W. naar O. in Neder-Veluwe en OverVeluwe, over 't geheel hoog: Imbosch 110 m, bevat ook laagste punt der provincie: Kamperveen in het N.W. (-A.P.). De bodem bestaat hoofdzakelijk uit diluviaal zand en grint, met langs de IJsel wat rivierklei, zeeklei langs het IJselmeer en veen langs de W. en O. rand. Heidevelden en naaldbossen en zandverstuivingen (Kootwijk) gaan naar het Z.O. over in de beukenbossen van de Veluwezoom.

Ten O. v/d IJsel ligt de Graafschap, minder hoog dan de Veluwe, ’t laagst in het N.W. De overwegende zandbodem wordt doorsneden door repen rivier- en beekklei, en hier en daar wat veen en leembanken. De Lijmers ligt weer veel lager en is bedekt met rivierklei, evenals het rivierkleigebied dat naar het W. afdaalt tot zeeniveau aan de grens van Z.-Holland. Montferland en Rijk van Nijmegen bestaan uit hoge zand- en grintgronden (Hettenheuvel 105 m, Flierenberg, Hoenderberg).

Het rivierkleigebied wordt waterstaatkundig in polderdistricten verdeeld waarvan de voornaamste: Land van Maas en Waal, Bommelerwaard, Over- en Neder-Betuwe, Marschpolder, Land van Buren, Land van Culemborg en Tielerwaard. De vele waterlopen beslaan een opp. van 7190 ha (1945). Behalve de grote rivieren Maas, Rijn, Waal en IJsel, ook kleinere: Linge, Oude IJsel, Berkcl; vele beken: Schipbeek, Hierdense beek enz. en enkele kanalen: Apeldoorn-Dieren, Griftkanaal en Maas-Waalkanaal.

Uit de dialecten der bevolking blijkt dat behalve Saksen (N.-Veluwe en Graafschap) en Franken (Veluwezoom, rivierklei) ook Friezen zich in de prov. hebben gevestigd: W.-Veluwe, Neder-Betuwe en Tielerwaard, echter met Franken gemengd. Landbouw is een belangrijk middel van bestaan: op de 110.534 ha (1945) bouwland wordt veel graan en verder aardappelen en peulvruchten verbouwd, vooral in de O. helft der prov. Van meer belang is de veeteelt: de weidegrond beslaat 168.264 ha (1945) zodat G. in dat jaar na Friesland en Overijsel met ruim 350.000 ton de 3e plaats inneemt op de ranglijst der melkproducerende provincies. In de Betuwe hebben veel boomgaarden een onderteelt van gras: 14.675 ha, terwijl verder vooral de Lijmers en de IJselstreek belangrijke weidegebieden zijn. De veestapel omvat in 1946 365.000 runderen, 226.000 varkens, 50.000 paarden, 42.000 schapen en 3.600.000 stuks pluimvee. Belangrijke veemarkten: Doetinchem, Zutphen, Eist, Tiel, Nijkerk (runderen), Nijmegen (varkens), Hengelo en Wychen (paarden).

De belangrijke eierhandel heeft als hoofdcentra: Arnhem, Barneveld en Putten. Bijenteelt rond Groenlo en Eerbeek. De meeste zuivelfabrieken (70) zijn coöperatief. De tuinbouw neemt bijna 20.000 ha in beslag, vooral in het rivierkleigebied, waar veel ooft, maar ook groenten en bloemen worden verbouwd. Hier ontwikkelde zich een krachtige industrie in vruchten conserven.

Het beboste opp. bedraagt 78.281 ha (1945) vnl. naaldhout: grove den. Het loofhout van de Veluwezoom en het Nederrijkswoud bij Nijmegen is nu door de boswet (1922) beschermd. De woeste gronden worden steeds meer ontgonnen. 129.000 ha in 1870, nu 43.441 ha (1945).

Visserij is onbelangrijk geworden door de waterverontreiniging door de industrie en de inpoldering van het IJselmeer. De Ned. Heide Mij. richtte broedhuizen in te Vaassen, Arnhem en Ernst voor visteelt. De industrie omvat steenbakkerijen langs de rivieren, ijzergieterijen e.a. metaalindustrie, papierfabrieken op de Veluwe, wasserijen, textielindustrie w.o., kunstzijde in Arnhem en Ede, conservenfabrieken in de Betuwe en Tielerwaard. De handel trekt profijt van de vele waterwegen en het goede wegennet. Een druk vreemdelingenverkeer verhoogt de welvaart der prov.

Tijdens de tweede W.O. hebben vooral Arnhem en de Veluwezoom geleden onder de gevechten van Sept. 1944 en de daarop gevolgde evacuatie, terwijl ook de Betuwe gedurende de winter 1944-’45 door haar ligging in de frontzone veel schade geleden heeft. In Arnhem zetelt een gerechtshof en een arrondissementsrechtbank, evenals wat de laatste betreft te Zutphen. Te Wageningen bevindt zich de Rijkslandbouwhogeschool en te Nijmegen de R.K. Universiteit en De Klokkenberg. In de bosrijke streken verrezen vele sanatoria en rustoorden.