De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Spoorwegen

betekenis & definitie

De eerste spoorweg voor personenvervoer werd in 1825 in gebruik genomen tussen Stockton en Darlington (Eng.). Ter verzekering van een veilig verkeer dient o.a. het bloksysteem; de spoorweg is verdeeld in blokken, waarin normaal zich slechts één trein mag bevinden.

Op de scheiding dezer sectoren staan posten, die seinpalen bedienen, welke de toegang tot het achter die seinpaal liggende blok afsluiten. De gevaarkans, voortspruitende uit fouten van de wachters, is sterk verminderd, doordat men mechanisch verband ging leggen tussen de seintoestellen en de seinpalen, bv. door middel van een electrisch slot. Om de gevolgen van onoplettendheid van de machinist uit te schakelen, doet men de onveilige stand van de seinarm inwerken op de trein.Overwegbeveiliging kan bij spoorwegen onderscheiden worden in beveiliging van bewaakte en van onbewaakte overwegen. Bewaakte overwegen worden tijdig voor de komst van een trein afgesloten, als regel met behulp van afsluitbomen. De bediening daarvan kan ter plaatse en met de hand geschieden of met behulp van een toestel bij de wachtpost dan wel op afstand. In dit laatste geval gaat aan het sluiten een waarschuwing aan het wegverkeer vooraf, tegenwoordig veelal met behulp van een optisch sein. De trein wordt tijdig aan de post van een bewaakte overweg aangekondigd door een kloksein of met wekkers, electrisch gegeven door het laatst voorafgaande station bij het vertrek of doorrijden v. d. trein. Indien de overwegpost tevens blokpost is en dus aan de komst van de trein medewerkt, behoeft geen kloksein ontvangen te worden.

Soms kondigt de trein zichzelf automatisch bij de overwegpost aan, doordat hij op een bepaald punt bijv. een electr. werking teweegbrengt, waardoor een bel begint te luiden. Vele overwegposten zijn ook onderling en met een station verbonden voor het verkrijgen en geven van inlichtingen. Ook bestaan er systemen, waarbij de trein zelf automatisch de bomen sluit. Bij onbewaakte overwegen, moet de weggebruiker zelf uitkijken en moet de overweg aan bepaalde eisen van voldoend uitzicht naar beide zijden voldoen. Drie op bepaalde afstanden van elkaar geplaatste zgn. Andreaskruisen kort voor het spoor duiden een onbewaakte overweg aan: opvallend rood en wit geschilderd met een oranje reflector aan de paal.

Aan weerszijden van de weg aansluitende hekwerken, eveneens in rood en wit. Als positief sein bij belangrijke overwegen treedt het flikkerlichtsein het meest op de voorgrond: wit als er geen trein nadert, rood als er een trein in aantocht is, terwijl dan bovendien een wekker begint te luiden. Wanneer in de rode lampkring een storing optreedt, komt een storingssein (permanent oranjelicht) in werking.