Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

barok – Duitsland – schilderkunst - prentkunst

betekenis & definitie

DE BAROK IN DUITSLAND: SCHILDERKUNST EN PRENTKUNST

In het begin van deze periode is - behalve de schilder Hans Rottenhammer (1564-1625), die na een lang verblijf in Italië in Augsburg werkte, - de enige superieure Duitse meester de Frankfortenaar Adam Elsheimer (1578-1610); het werk uit zijn rijpe tijd in Rome behoort tot de Italiaanse Barokschilderkunst. In zijn eerste jaren in zijn geboortestad stond hij onder invloed van de schilders, die, uit Vlaanderen geëmigreerd, zich in de naburige Palts hadden gevestigd (in Frankenthal) en ook van de Frankfortenaar Philipp Uffenbach (1566-1636), maar toch gaf hij reeds vroeg blijk van zelfstandigheid. Eveneens door de Frankenthalers beïnvloed was een sinds 1625 in Frankfort wonende navolger van Elsheimer, de uit Bazel afkomstige Mattheus Merian de Oudere (1593-1650). Vooral in zijn vroege periode heeft hij een aantal zeer liefelijke en stemmingsvolle landschappen uit zijn Bazelse geboortestreek gegraveerd. Deze gravures, evenals zijn stadsgezichten uit Duitsland en andere landen voor het in Frankfort uitgegeven grote verzamelwerk ’Topographieën’, geven ons een instructief beeld van de Duitse steden en landschappen tijdens de decennia van de Dertigjarige Oorlog.

Van de Duitse schilders kan in het midden van de eeuw slechts één aanspraak maken op belangstelling: de Frankfortenaar Joachim von Sandrart (1606-1688); zijn portretten en historische schilderijen geven een bekwame en effectvolle verwerking te zien van Italiaanse en Nederlandse studie-indrukken. Sandrart heeft ook kunsthistorische verdienste doordat hij, als honderd jaar tevoren Vasari, het grote kunst-theoretische en -biografische bronnenwerk van de ’Teutsche Akademie’ heeft uitgegeven. Van zijn tijdgenoten hadden de meesten hun scholing in Italië of in de Nederlanden gezocht en sommigen zijn lange tijd in het buitenland blijven werken (de culturele verhoudingen van de na-oorlogstijd hielden hen verre van hun geboorteland).

Matthias Scheits (1630-1670) kon na een lang verblijf in de omgeving van Wouwerman in diens genre succesvol werken in zijn vaderstad Hamburg, terwijl de Sleeswijker Jürgen Ovens (1623-1678) een reeks historische schilderijen en portretten kreeg uit te voeren voor Hollandse en Zweedse opdrachtgevers. Reeds in de vroege zeventiende eeuw vestigde de Oldenburger Jan Liss zich in Venetië, waar hij in 1629 stierf. Philipp Roos uit Frankfort (1651-1704) bleef in Rome wonen. Zijn herders- en diertaferelen, die daar onder Italiaanse en tevens Nederlandse invloeden ontstonden, hebben hem bekend gemaakt onder de benaming ’Rosa di Tivoli’. Gottfried Kniller uit Lübeck kwam in 1678 in Engeland terecht, waar hij tot zijn dood (1723) bleef.

In het kunstcentrum Augsburg, dat nog in de late zeventiende eeuw zeer actief was, werkte geruime tijd Johann Heinrich Schönfeld (1609-1683), van wie vele historische schilderijen bewaard zijn gebleven. Van een volgende generatie was de grote schilder van veldslagen Georg Philipp Rugendas (1666-1742). Een belangrijke en op de voorgrond tredende landschapschilder bezat Silezië in Michael Willmann (1630-1706). Zwitserland wordt in deze tijd vertegenwoordigd door Joseph Werner uit Bern (1637-1710); hij studeerde in Parijs en was op latere leeftijd directeur van de academie in Berlijn. In zuid-Duitsland begon het later zeer sterk opgebloeide genre van de monumentale kerkschildering zich sinds ongeveer 1680 in barokke richting te ontplooien in het werk van Caspar Waldmann († 1720) en van Georg Asam (1649-1712): wandschilderingen in Tegernsee en Benediktbeuern.

door Prof. Dr. M. Wackernagel.