XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Max Bruch

betekenis & definitie

Max Bruch (Keulen 1838-Berlijn 1920) was een Duits romantisch componist. Hij was een wonderkind. Veertien jaar oud won hij een belangrijke prijs met een symfonie, twintig was hij toen zijn eerste opera werd opgevoerd. Spoedig was zijn naam bekend door de opera Die Loreley en de cantate Frithjof (Germaanse en andere mythen hadden Bruchs grote belangstelling). Nog voor zijn dertigste schreef hij het werk dat bepalend zou zijn voor zijn roem: het Eerste vioolconcert (1867). Ook met zijn oratoria had hij toen veel succes: 'Overal in de Baltische staten voelde ik mij als gedragen door puur en schitterend enthousiasme; de mensen leven en ademen de melodieën van mijn Odysseus en Lied van der Glocke.' Echter, toen Bruch in 1920 stierf, 82 jaar oud, was zijn roem reeds flink getaand. Hij was al half een relict, een componist uit voorbije tijden. 1920... Stravinski en Schönberg veroorzaakten hun chaos en rumoer maar Bruch was tot het laatste moment zijn volbloed romantische muziek blijven schrijven; afkerig was hij indertijd zelfs al geweest van de 'nieuwlichters' Liszt en Wagner. Maar ook op eigen terrein was hij ruimschoots ingehaald, namelijk door Brahms.

Toch zou Bruch onsterfelijk blijken vanwege het Eerste vioolconcert. Het is zijn zon én schaduw, bijna al zijn 96 overige werken lijken erbij te verbleken. Dit proces voltrok zich al tijdens zijn leven en het deed hem pijn. Op zeker moment stuurde hij violisten die hem het concert opgetogen kwamen voorspelen woedend weg: 'Alweer dat g-klein concert ik kan het niet meer horen! Kinderen, speel toch eens mijn Tweede concert of mijn Schotse fantasie.' Met cynische humor stelde hij een 'politieverordening' op die uitvoering ervan verbood 'nu zeer recentelijk het buitengewone verschijnsel zich voordoet dat violen het concert vanzelf gaan spelen.' Bruchs boosheid is begrijpelijk; zelfs dat ook twee andere werken van hem geliefd zijn, de Schotse fantasie en vooral het 'joodse' Kol nidrei (beide gebaseerd op volksmuziek), doet hem nog onvoldoende recht. Want schitterend zijn ook de Derde symfonie (1887), het Scherzo en Adagio uit de Eerste symfonie (1870) en het openingsdeel van het Tweede vioolconcert (1878) dat overtuigend de uitspraak illustreert dat Bruchs brede, vloeiende melodieën als de stroom van de Rijn zijn. En met het Eerste vioolconcert als onbetwiste aanvoerder blijken veel van zijn andere vioolwerken toch op z'n minst zalf voor romantische zielen.

Oeuvre
3 vioolconcerten; 6 andere werken voor viool en orkest; 4 werken voor cello en orkest; 1 concert voor twee piano's en orkest; 3 symfonieën; 3 opera's; oratoria, cantaten enz.; Schotse liederen, Hebreeuwse liederen; kamermuziek.