XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Symfonie

betekenis & definitie

Een symfonie (Gr. syn phone, samen klinken) is een meestal meerdelige compositie voor orkest, dat zowel uit strijkals blaasinstrumenten bestaat, aangevuld met slagwerk.

De symfonie ontwikkelde zich in de 18e eeuw vanuit het concerto grosso, de orkestsuite en de operaouverture. Hoewel in de eerste symfonieën uit het begin van de 18e eeuw nog geen blaasinstrumenten voorkwamen, ontstond tussen 1740 en 1770 langzamerhand de standaardbezetting van het klassieke symfonieorkest (strijkers plus telkens twee fluiten, hobo's, klarine tten, fagotten, hoorns, trompetten en pauken).

De klassieke symfonie bestaat uit vier delen, waarvan het eerste meestal in de sonatevorm staat. Mozart componeerde meer dan veertig symfonieën en Haydn zelfs meer dan honderd. In de 19e eeuw breidde het symfonieorkest zich uit, doordat de gebruikte instrumenten groter bezet werden en nieuwe instrumenten werden toegevoegd, zoals de trombone en de tuba. Ook het slagwerk werd sterk uitgebreid. Tegelijkertijd nam ook de lengte van symfonieën toe tot soms avondvullende omvang. Een mijlpaal vormt de Negende symfonie (1824) van Beethoven, dat uit vijf delen bestaat met in het laatste deel (Ode an die Freude) de inzet van vocale solisten en een groot koor, wat in die tijd volstrekt nieuw was. Na een periode van ongeveer 30 jaar, waarin beduidend minder symfonieën ontstonden, bloeide het genre in de jaren 1870 weer op. Terwijl Brahms' symfonieën nog vrij 'klassiek' waren, groeiden de symfonieën van bijvoorbeeld Bruckner en Mahler uit tot grootsbezette, avondvullende werken. In deloop van de 20e eeuw raakte de symfonie uit de mode, mede door de hoge financiële kosten van een symfonieorkest. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de symfonie terug op de kaart, vooral door componisten als Henze, Penderecki, Górecki en Schnittke.