XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Henk Badings

betekenis & definitie

Henk Badings (Bandoeng 1907-Maarheeze 1987) was een Nederlands componist en een van de grondleggers van de 20e-eeuwse Nederlandse muziek. Niet alleen schreef hij ruim duizend werken die in binnen en buitenland frequent uitgevoerd werden, ook leidde hij als compositiedocent een hele generatie vooraanstaande componisten op onder wie Hans Kox en Ton de Leeuw.

Badings groeide na de dood van zijn ouders op in een domineesgezin in Gorinchem. Hoewel hij al vroeg blijk gaf te beschikken over een bijzondere muzikale aanleg ging hij op aandringen van zijn voogd studeren aan de Technische Hogeschool in Delft. Tijdens zijn studie bleef de muziek trekken en nam hij zelfs instrumentatieles bij Willem Pijper. Zijn immer aanwezige klassiek-romantische inborst botste echter met de visie van Pijper. Nadat hij in 1931 was afgestudeerd als mijnbouwkundig ingenieur, kreeg zijn muzikale carrière vleugels. Het Concertgebouworkest voerde tussen 1931 en 1938 vele werken van hem uit en ook in het buitenland nam de belangstelling toe. Zijn werken verschenen in druk bij internationale uitgevers als Universal-Edition en Schott. De overstap naar een volledige muzikale carrière kon niet uitblijven; in 1935 werd hij docent aan het Muzieklyceum van Amsterdam en vanaf 1937 docent aan het Conservatorium van Rotterdam.

Hoewel hij zich in de oorlogsjaren inzette om de dreigende culturele chaos te voorkomen, was zijn betrokkenheid bij de Nederlandse Cultuurkamer voldoende om hem na de oorlog een tijdelijk beroepsverbod op te leggen. Het verbod werd reeds in 1946 weer ingetrokken, maar de affaire plus de opkomst van de jongere generatie hadden tot gevolg dat Badings' rol na de oorlog een bescheidener omvang aannam. Dit gaf hem de ruimte om te experimenteren met micro-intervallen en verschillende toonsystemen. Zo was hij een van de eerste belangrijke componisten die het 31-toonssysteem van Fokker adopteerde. Ook op het gebied van de elektronische muziek liet Badings zich gelden. Het leidde in 1961 tot een aanstelling als docent akoestiek en informatietheorie aan het Instituut voor Muziekwetenschap in Utrecht en in 1962 tot een aanstelling aan de Hochschule für Musik in Stuttgart.

Hoewel veel van zijn muziek een grauwsluier heeft door veelvuldig gebruik van nivellerende chromatiek en octotonische toonladders, is Badings in zijn beste werken een oorspronkelijk componist. Met zijn combinatie van moderne technieken en strikte vormvastheid, gekoppeld aan speelvreugde en expressiviteit heeft hij veel Nederlandse componisten in de 20e eeuw een uitstekende voedingsbodem gegeven.

Oeuvre
11 symfonieën, 6 ouvertures; 42 werken voor blaasorkest; 2 pianoconcerten, 4 vioolconcerten, 2 celloconcerten, 2 orgelconcerten, altvioolconcert, saxofoonconcerten; kamermuziek waaronder 4 strijkkwartetten; piano- en orgelwerken; 2 radio-opera's, 1 tv-opera, 2 opera's, filmmuziek; elektronische muziek; educatieve werken.