(= goddelijke wijsheid). De modern-theosophische beweging (neo-Boeddhisme) is gesticht door Mevr. Blavatsky in 1875 en beoogt het brengen van universeele broederschap en het naspeuren van waarheid en wetenschap, vooral langs occulte wegen.
Het is een reactie op het materialisme en een toepassing van het beginsel der evolutie op de wereld van het onzichtbare. Het Godsbegrip is pantheïstisch (God met de wereld vereenzelvigend), het wereld- en scheppingsbegrip is sterk evolutionistisch getint; de leer over den mensch kan samengevat worden hierin, dat elke mensch zeven lichamen heeft, waaruit hij zich successievelijk moet bevrijden.
De ethiek of zedenleer berust op het beginsel van de reïncarnatie, die geregeld wordt door het karma: de wet van oorzaak en gevolg, die een ieder zal vergelden overeenkomstig zijn daden, gewild of ongewild, zoodat ieder tenslotte het nirwana bereikt (den hemel) of het avitchi (de hel).
De leden zijn in drie groepen onderscheiden: de gewone leden (oningewijden), de leerlingen (ingewijden) en de adepten of mahatmas (degenen, die na hun dood in het stadium van verheerlijking en vergoddelijking zijn gekomen).
Twee zusterorganisaties beoogen de theosophische leer in andersgetinte religieuze kringen te propageeren: de Orde van de Ster in het Oosten (onder de adventisten) en de Vrije of → Liberaal-Katholieke Kerk (onder de katholieken).
De moderne theosophie is wetenschappelijk onhoudbaar en komt in flagrante tegenspraak met de openbaring en de leer der Katholieke Kerk. Daarom zijn in 1919 door paus Benedictus XV de hedendaagsche theosophische leeringen veroordeeld en is het lidmaatschap, alsmede het lezen van theosophische geschriften, voor katholieken verboden.