Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zicht

betekenis & definitie

1° (M e t e o r.) Zicht wordt door den maximalen afstand, waarop een gewoon voorwerp nog duidelijk zichtbaar is, uitgedrukt. Het wordt geschat volgens een schaal van 0 tot 9, nl. 0 = voorwerpen onzichtbaar op 50 m afstand, 1 = 200 m, 2 = 500 m, 3 = 1 km, 4 = 2 km, 5 = 4 km, 6 = 10 km, 7 = 20 km, 8 = 50 km, en 9 = meer dan 50 km. 0,1, 2 en 3 worden gebruikt bij → mist; 4, 5 en 6 bij nevel; 9 bij buitengewoon zicht.

Bij 9 ziet men nog de kleuren en de bijzonderheden van een landschap op 6 a 10 km afstand. Men onderscheidt, vooral bij het vliegwezen, hethorizontaal, het verticaal en het schuin zicht. Het horizontaal z. neemt algemeen toe met de hoogte in den vrijen dampkring; het neemt dikwijls plotseling toe op een zekere hoogte, meestal op ong. 1 km hoogte, waar de bovengrens van de laag van den grondnevel zich bevindt. Het kan verschillen volgens de richtingen; bij zonneschijn heeft men beter z. met de zon van achteren dan van voren. Het verticaal en het schuin z. veranderen meestal, naargelang men van laag naar omhoog of van hoog naar omlaag ziet.

Het z. wordt hoofdzakelijk door de verlichting van de voorwerpen en de doorzichtigheid van de luchtlagen, waardoor de blik dringt, bepaald. De doorzichtigheidsgraad is vooral afhankelijk van het aantal en de grootte der in den dampkring zwevende vaste en vloeibare deeltjes (→ Lucht) en van de optische troebeling, die hoofdzakelijk door een onregelmatige verdeeling der luchttemperatuur en -vochtigheid wordt veroorzaakt. In de zuiverste atmospheer is het vergezicht niet onbeperkt: een blauwachtige, nevelachtige sluier, die door de luchtmassa zelf wordt gevormd, verbergt een bergketen op 100 km, exceptioneel op 500 km afstand, voor den waarnemer, die zich op zeeniveau bevindt. Bij waarneming op grootere hoogten zijn die afstanden grooter.

In de gematigde streken heeft men het beste z. in de maritieme luchtstroomingen van rechtstreekschen polairen oorsprong (bij N. en N.W. wind, in de Noordzee-landen) en slechter z. in de luchtstroomingen van tropischen oorsprong. Het z. verslechtert in de lucht, die over land (vooral zandstreken en industriegebied) stroomt. Het verbetert na neerslag, die de stof- en zanddeeltjes neerslaat en de optische troebeling vermindert.

Het z. wordt gemeten met zichtmeters, o.a. met het toestel van Wigand, waarin een voorwerp, dat met het bloote oog op een gekenden afstand gezien wordt, onzichtbaar wordt gemaakt door kunstmatige troebeling in den zichtmeter.

Gedurende den nacht wordt de doorzichtigheidsgraad van de atmospheer geschat volgens den maximalen afstand, waarop de lichten van middelmatige intensiteit (bijv. straatverlichting) nog zichtbaar zijn.

Lit.: J. M. Pernter en F. M. Exner, Meteorologische Optik (1910, 655-739); T. Bergeron, Über die dreidimensional verknüpfende Wetteranalyse (1928, 22); zie ook de handboeken van aëronautische meteorologie.

V. d. Broeck.
2° (Wisselrecht) Een → wissel kan in Ned. worden betaalbaar gesteld zekeren tijd na zicht; in welk geval hij ter acceptatie moet worden aangeboden binnen een jaar na zijn dagteekening, of zooveel korter als de trekker of een endossant zal hebben bepaald. De trekker kan daarvoor ook een langeren termijn bepalen.

Bij betaalbaarstelling zekeren tijd na zicht moet de acceptatie worden gedagteekend, en bij gebrek daarvan is de houder verplicht van dit verzuim door → protest te doen blijken, op straffe van verlies van zijn recht van → regres. De termijn, na verloop waarvan de wissel na zicht betaalbaar is, begint te loopen vanaf de dagteekening der acceptatie, of, bij gebrek daarvan, vanaf den dag van het protest.

Een wissel kan echter ook „op zicht” worden getrokken, in welk geval hij bij aanbieding betaalbaar is. Deze aanbieding moet geschieden binnen een jaar na zijn dagteekening, dan wel zooveel korter als de trekker of een der endossanten, of zooveel langer als de trekker zal hebben bepaald.

Een chèque is steeds betaalbaar op zicht. Ariëns.

In België moet de wissel, die betaalbaar gesteld is op zicht of op zekeren termijn na zicht, volgens art. 51 van de wisselwet (20 Mei 1872) ter betaling aangeboden worden binnen een termijn, die verandert naar gelang de plaats, waar hij getrokken werd. Deze termijn gaat van 3 maanden tot 2 jaar volgens de streken. De partijen blijven echter vrij deze termijnen te veranderen. Rondou.