Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Mist

betekenis & definitie

Samengehoopte massa van waterdrupjes van ca. 0,01 mm middellijn (➝ Druppel), welke in de aan de aardoppervlakte grenzende luchtlaag zweven. Wordt ook gedefinieerd als een tot aan het aardoppervlak reikende wolk. De m. komt meestal in den vorm van een sluier voor, waarvan het bovenvlak golvend of effen is, soms in den vorm van mistbanken.

Zijn hoogte varieert tusschen enkele cm en honderden m; zij is gemidd. 150 m. De m. vertoont algemeen een witte kleur; hij is soms geelachtig of grijs, bij menging met stof of rook. Hij geeft den mensch een gevoel van koude en vochtigheid.

In den m. is de doorzichtigheid van de lucht gering.De internat, meteorol. conferentie te Kopenhagen 1929 bepaalde:

a) mist (Eng. fog, D. Nebel, Fr. brouillard) heeft een horizontale zichtbaarheid minder dan 1 km;
b) nevel (Eng. mist, D. leichter Nebel, Fr. brume) is lichte m., met een horizontale zichtbaarheid van meer dan 1 km. Wordt het slechte zicht in de onderste luchtlaag veroorzaakt door de aanwezigheid van vaste deeltjes, nl. rook-, stof-, zand- of zoutdeeltjes, dan heeft men drogen m. of drogen nevel (Eng. haze, D. Dunst, Fr. brume sèche). Het slechtste zicht komt voor bij menging van gewonen m. en vaste deeltjes, bijv. in de „London fog”, waarbij soms op vollen dag een duisternis gelijk aan die van den nacht heerscht.

De m. bevat soms gassen, wel eens gifgassen, bijv. in den zgn. toxischen m. in de Belg. Maasvallei, in de omgeving van zekere fabrieken, in 1932. Opgetrokken m. of hoogtenevel is een benaming van de stratuswolk. De bergmist is dikwijls een wolk, waarin de berg gehuld is.

De mistvorming De mistvorming wordt in den regel veroorzaakt door ➝ afkoeling van lucht, in de onderste dampkringslaag, tot beneden het dauwpunt. Die afkoeling geschiedt overal, wanneer vochtige en turbulente lucht in aanraking komt met een betrekkelijk koude landoppervlakte (landmist) of zeeoppervlakte (zeemist). De afkoeling is soms dynamisch, wanneer een zich horizontaal verplaatsende luchtmassa onder lageren luchtdruk komt. Mistvorming door warmte-uitstraling van de lucht en door menging van twee vochtige luchtmassa’s van verschillende temp. kan slechts onbeduidend zijn.

De mistfrequentie De mistfrequentie neemt van de polen naar den evenaar af. De polaire streken zijn vooral mistig in den zomer, wanneer betrekkelijk warme winden uit de gematigde luchtstreken over de sneeuw- en ijsvlakten worden afgekoeld. In de gematigde luchtstreken is de zeemist hoofdzakelijk een lente- en zomerverschijnsel en de landmist een herfst- en winterverschijnsel. De zeemist ontstaat, wanneer een uit subtropische streken of warme vaste landen afkomstige wind over een koudere zee vloeit. Hij spreidt zich soms over een groot gedeelte van het vasteland uit, bijv. over W. Europa.

De landmist, ook stralingsmist genoemd, ontstaat hoofdzakelijk ’s nachts, bij helderen hemel en zwakken wind, boven een door warmteuitstraling afgekoelden grond. Deze m. is gewoonlijk het dikst ca. 1 uur na zonsopgang en hij lost zich meestal vóór den middag op (ochtendmist). Hij kan echter in de maanden met lange nachten gedurende meerdere etmalen aanhouden. In de heuvelige gewesten komt de m. het meest voor in de vochtige laagten; in de groote steden en haar omgeving treedt hij vooral op aan de lijzijde. In de warme luchtstreken wordt over het algemeen slechts plaatselijke ochtendmist gevormd.

V. d. Broeck.