Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lucht

betekenis & definitie

is het mengsel van gassen, die de ➝ atmospheer der aarde vormen. De samenstelling is nagenoeg dezelfde op alle hoogten van de tropospheer en van de benedenstratospheer (d.i. tot ca. 100 km) voor droge l.: stikstof 78, zuurstof 21, argon en andere edele gassen 0,93, koolzuur 0,03, waterstof 0,01 (alles in volumendeelen op 100 lucht). De hoeveelheid waterdamp varieert van bijna niets tot verzadiging, welke laatste weer zeer van de temperatuur afhangt.

Als gemiddelde kan men 1,2 % opgeven. Gewoonlijk wordt de vochtigheid echter uitgedrukt als procent van de totale hoeveelheid, die de l. bij de heerschende temperatuur kan bevatten. Meteorologisch is waterdamp het belangrijkste bestanddeel van de lucht (➝ Vochtigheid van de l.).

Dan bevat l., vooral dicht bij de aardoppervlakte, steeds eenige gasssen, welke als verontreinigingen beschouwd moeten worden: zwaveldioxyde, zoutzuur, ammoniak, kooloxyde, oxyden van stikstof, ozon. Betrekkelijk veel ozon is aanwezig tusschen 20 en 30 km hoogte. In de bovenstratospheer zou, volgens de wet van Dalton, het gehalte der lucht aan zware gassen (zuurstof, stikstof) afnemen en het gehalte aan lichte (helium) toenemen met de hoogte. Waterstof en geocoronium zouden boven 100 km hoogte niet bestaan (➝ Atmospheer, sub Samenstelling), maar wel één-atomige zuurstof en stikstof.

Ten slotte bevat l. een groote hoeveelheid stof in zwevend en toestand (microben, rook- en zoutdeeltjes), ca. 100 000 stofjes per cm3 in de onderste luchtlaag.De l., die niet met waterdamp verzadigd is, heeft de physische eigenschappen van een ➝ gas. De dichtheid van de l. is afhankelijk van den heerschenden druk en van temperatuur en vochtigheid; zij neemt vrij regelmatig met de hoogte in den dampkring af. Van droge l. bedraagt het gewicht bij 760 mm druk en 0° temp. 1,299 g per liter.

Het warmte-geleidingsvermogen van de l., d.i. de voortplantingssnelheid der warmteeenheid in een stille luchtmassa door geleiding, is zeer gering; het is ca. 3 500 maal zoo klein als dat van het ijzer. Het temperatuur-geleidingsvermogen van l., d.i. de voortplantingssnelheid van een temperatuursverschil in een stille luchtmassa door geleiding, is nagenoeg gelijk aan dat van het ijzer. De warmtestrooming door horizontale en verticale luchtbeweging is in den dampkring vrij groot. ➝ Convectie. Zuivere l. is vrij diathermaan. Bepaalde stralingen echter worden vnl. door waterdamp en koolzuur geabsorbeerd. De zonnestraling wordt door diffuse reflectie aan de luchtdeeltjes verzwakt. Zuivere, homogene l. is zeer doorschijnend, en hierdoor onzichtbaar. De doorzichtigheid van de l. vermindert 1° door de vloeibare en vaste waterdeeltjes, de stof- en rookdeeltjes, enz.; 2° door optische troebeling, die o.a. ontstaat, wanneer luchtmassa’s van verschillende temp. en bij gevolg van verschillend lichtbrekingsvermogen, vermengd zijn.

Gesch. Met het woord l. werd tot ca. 1800 elk gas, of zelfs damp van vluchtige vloeistoffen, aangeduid. Een overblijfsel daarvan is nog de benaming „zwavellucht” voor zwaveldioxyde. Langen tijd (tot ca. 1750) meende men, dat l. geen of zelfs een negatief gewicht had. Hoewel Hero van Alexandrië duidelijk van het materieele van de l. overtuigd blijkt te zijn geweest, won dit inzicht toch eerst heel langzaam veld na de proeven van Torricelli en Boyle. Scheele, Cavendish en Priestley toonden in de tweede helft der 18e eeuw aan, dat dampkringslucht geen chemisch element, maar een mengsel van tenminste twee elementen was.

Men zie verder nog het art. ➝ Vloeibare lucht.

Lit.: Cf. ➝ Meteorologie, en meteorologische leerboeken.