is krimpen en vilten van wolstoffen. Dierlijke haren zijn de eenige van alle vezels, die kunnen gevold worden op grond van de schubachtige structuur der haren, die verschuiving uitsluitend in één richting, nl. naar het worteleinde, mogelijk maakt. Druk of stoot in axiale richting van de draden op de volkom bij tegenwoordigheid van een vloeistof (meestal zeep) veroorzaakt verschuiving van de vezels, die gedeeltelijk uit het draadverband aan de oppervlakte dringen en daar onderling verslingen (d.i. ➝ vilt vormen), zoodat de weefselstructuur min of meer onzichtbaar wordt. Bij ver doorgevoerd volproces gaat het draadverband over in vilt, dat meestal grootere sterkte toont dan het oorspronkelijke weefsel.
De stof wordt door vollen smaller, korter, daardoor dichter, dikker en zwaarder. V. van ongeweven vilten geschiedt eerst door wrijving van losse vezels tusschen platen en nadat voldoende hechtheid bereikt is, wordt het volproces geëindigd op de hamervolkom (zie ➝ Volkom).Frohn.