Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Verworven eigenschap (biologie).

betekenis & definitie

Onder invloed van de uitwendige levensvoorwaarden zal een organisme bepaalde eigenschappen tot ontwikkeling doen komen, waarvan men thans weet, dat zij afhankelijk zijn van de mogelijkheden, die door den erfelijken aanleg van het individu bepaald worden. Do uitwendige verschijningsvorm van een levend wezen is immers een product van de reactie van den erfelijken aanleg op de gegeven ontwikkelingsomstandigheden.

Veranderen deze middeninvloeden, dan zullen bepaalde uitwendige eigenschappen stellig een zekere wijziging ( → Modificatie) ondergaan, doch deze → aanpassing heeft grenzen. Lamarck is de eerste geweest, die de overerving van de verworven eigenschappen als grondslag voor de afstammingstheorie heeft aangenomen.

Voor het → Lamarckisme, dat in hoofdzaak terug te voeren is tot het geloof in de overerving der modificaties, waarvan thans toch is uitgemaakt, dat zij niet op de nakomelingen overgaan, is in de nieuw-Mendelistische critiek van de evolutietheorie geen plaats. Wel heeft de moderne erfelijkheidsleer in de laatste jaren aangetoond, dat bepaalde invloeden van buitenaf het erfelijk patrimonium van een levend wezen in een of andere richting kunnen wijzigen; wat men naar aanleiding van deze proeven omtrent de natuur en het gedrag van het idioplasma is te weet gekomen, opent inderdaad nieuwe gezichteinders voor de studie der variabiliteit en der soortvorming, laat stellig nog problemen omtrent den invloed van temperatuur en andere prikkels op den erfelijken aanleg der proefobjecten bestaan, doch heeft in elk geval tot deze conclusie geleid, dat de wijzigingen, die de organismen onder veranderde levensvoorwaarden normaal ondergaan, m.a.w. de verworven eigenschappen, niet erfelijk zijn. → Eigenschapsanalyse. Dumon. Eigenschappen van God, volmaaktheden, welke naar menschelijke opvatting voortvloeien uit Gods wezen.

In God zijn wezen en eigenschappen en ook de eigenschappen onderling niet werkelijk van elkaar onderscheiden. Wegens de volheid van het zijn van God en de onvolmaaktheid van het menschelijk verstand, hetwelk God niet kan omvatten, maken wij onderscheid in verschillende goddelijke eigenschappen.

De eigenschappen van God worden onderscheiden in negatieve en positieve, in absolute en betrekkelijke, in zijn- en werkeigenschappen. → God. Kreling.