Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Stratigraphie

betekenis & definitie

of historische geologie is de wetenschap, die zich bezighoudt met samenstelling, voorkomen en paleontologische eigenschappen der aardlagen. Door analyse dezer formaties stelt zij de geologische geschiedenis van de aarde vast.

Als tijdsindeeling wordt een zgn. relatieve tijdschaal gebruikt. Deze berust op het principe, dat in een geologisch weinig gestoord gebied een hoogerliggende laag jonger is dan de daaronder liggende. De veranderingen in planten- en dierenwereld, die zich in de opeenvolgende aardlagen voordoen, kunnen gegevens bieden voor de stratigraphie; de ➝ palaeontologie is dus de belangrijkste hulpwetenschap. Door parallelisatie der gesteenten, waarin gelijksoortige fossielen voorkomen, kan men voor een dgl. laag eenzelfden relatieven ouderdom vaststellen. In het op dezen grondslag opgestelde systeem wordt de geologische tijd verdeeld in hoofdtijdperken of aera’s, deze in perioden, deze in tijdvakken, deze weer in tijden. In elke tijdsafdeeling werd een bepaald gesteente gevormd, waardoor een stratigraphische onderscheiding mogelijk wordt.

Wat zich in een aera af zet noemt men een groep, bijv. het Kaenozoicum, in een periode vormt zich een formatie, bijv. het Tertiair, in een tijdvak een serie, bijv. het Paleoceen, in een tijd ontstaat een étage, bijv. het Londinien. De étages worden weer onderverdeeld in horizonten of niveau’s, deze weer in lagen.

De berekening van een absolute tijdschaal, waarbij de ouderdom der geologische gebeurtenissen wordt uitgedrukt, is een studie van den laatsten tijd. Lord Kelvin berekende uit de afkoelingssnelheid van verhitte bazaltblokken den vermoedelijken ouderdom der aarde, waarbij aangenomen werd, dat de aarde alleen warmte afgaf. Oorspronkelijk concludeerde hij tot 100 millioen jaar, later tot 20-40 millioen. Door de ontdekking der groote warmtebron, het radium, vervielen deze berekeningen.

De Geer's theorie berust op de aanname van jaarringen voor de dunne laagjes, welke gedurende het terugtrekken van het landijs gevormd zijn. Deze theorie komt tot verloop van 12 000 jaar sinds het Diluvium. Deze periode heeft men ook getracht te berekenen uit het terugschrijden van de Niagara-watervallen, welke voor 32 000 jaar begonnen zouden zijn, toen dat gebied reeds eenigen tijd ijsvrij was.

De meest exacte methode is de radioactieve. Uranium valt via een aantal tusschenstadia uiteen tot lood en helium, met onveranderlijke snelheid. Uit de verhouding uranium/lood, of uranium/helium, kan men nagaan, hoelang het radioactief splitsingsproces plaats gehad heeft, wat met den ouderdom van het uraniummineraal in een bepaald gesteente overeenkomt. Hierbij geeft de bepaling van het helium steeds minimum waarden, omdat het helium min of meer door diffusie verdwenen is. Betrouwbaarder zijn de loodbepalingen omdat het lood blijft en het radium-lood door kleiner s.g. van gewoon lood verschilt. Het blijkt, dat de resultaten in de relatieve tijdschaal passen.

Merkwaardig is dat de beide oudste formaties waarvan relatief weinig bekend is, veel meer dan de helft van den geologischen tijd in beslag nemen.

Wat de ontwikkeling van planten- en dierenrijk betreft: in het Archaeicum (➝ Praecambrium) zijn geheel geen fossielen gevonden. In het Algonkium zijn ze zeldzaam, doch men kent er reeds vertegenwoordigers van Protozoa, Coelenterata, Echinodermata, Mollusca, Annelida en Arthropoda. Naarmate men verder komt, neemt de ontwikkeling en verbreiding van het leven toe, waarbij valt op te merken, dat de groote veranderingen in de plantenwereld aan die in de dierenwereld zijn voorafgegaan. De grenzen vallen voor de plantenwereld eerder dan voor de dierenwereld.

Lit.: M. Gignoux, Géologie stratigraphique (21936); E. Haug, Traité de géologie (II 1912); E. Kayser, Lebrb. d. Geolog. Formationskunde (71923); B.

G. Escher, Algemeene Geologie (41934).

v. d. Geyn.