Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geologie

betekenis & definitie

Geologie, - of aardkunde, heeft de aarde en in het bijzonder de uitwendige steenschaal als voorwerp van studie. Van haar twee afd.: de algemeene g. en de historische g. of > stratigraphie, bestudeert de eerste de uit- en inwendige krachten, welke veranderend op de aardkorst inwerken en verklaart den bouw (tectoniek) van gebergten enz.

De hist. g. stelt de opeenvolging der formaties vast en reconstrueert de gesch. der aarde. Hierbij zijn de palaeontologie, welke de fossiele organismen bestudeert, de petrologie (petrographie), welke de gesteenten onderzoekt, en de mineralogie, die de gesteenten opbouwende mineralen bestudeert, de onmisbare hulpwetenschappen.Geschiedenis De g. is een jonge wetenschap, die zich pas in het laatst der 18e eeuw tot zelfstandigen tak der natuurwetensch. ontwikkelde. Wel vindt men reeds bij de Grieken en Romeinen diverse geschriften over geol. onderwerpen en ziet men in de M.E. o.a. de verklaring van de fossielen door de „vis plastica” zich verspreiden (Albertus Magnus), doch grooter wordt de belangstelling in de 17e en 18e eeuw, omdat toen strijdvragen uitgevochten werden, waaraan de geologie te pas kwam. Op de eerste plaats stonden tegenover elkaar zij, die in fossielen resten van organismen zagen, en zij, welke de fossielen als „spelingen der natuur” als anorganisch beschouwden. Dit had tengevolge het aanleggen van groote collecties, die in detail afgebeeld en beschreven werden. Degenen, die in de fossielen organismen zagen, waren verdeeld in twee groepen; sommigen nl. zagen hierin het bewijs voor den Zondvloed, anderen concludeerden eruit, dat gesteenten en fossielen gelijktijdig gevormde zeeafzettingen waren. Bovendien kwam hier de strijdvraag bij, of aan de aarde op grond van de gangbare bijbelverklaring een ouderdom van 6.000 jaar toegekend moest worden of een hoogere, waartoe de waarnemingen noopten.

In dien tijd valt het optreden van Abraham Gottlob Werner, die een systeem voor de toen verkregen waarnemingen voor g. en mineralogie ontwierp en door zijn buitengewone talenten als docent van Freiberg i. S. een intern, centrum voor studie van g. maakte, vanwaar zijn leerlingen zich over geheel de wereld verspreidden. Zijn grootste leerlingen waren Alex. v. Humboldt, Leopold v. Buch en Elie de Beaumont. Een felle strijd ontbrandde over de vraag, of basalt en graniet van vulkanischen oorsprong waren (Plutonisten) dan wel een neerslag uit water (Nepturiisten, Werner), welke ten slotte door reizen van v.

Buch en v. Humboldt in Auvergne en Italië ten gunste der Neptunisten beslist werd. Elie de Beaumont formuleerde de → contractietheorie, waardoor het ontstaan der gebergten door afkoeling en inkrimping der aarde verklaard werd, welke meer dan een eeuw het leidend beginsel bleef (vgl. ook het art. → Gebergte, sub: Gebergtevorming). Lyell stelde in 1830 tegenover de → catastrophentheorie (Cuvier) het actualiteitsprincipe, dat inhoudt, dat men voor de vervormingen in de aardkorst geen andere krachten behoeft aan te nemen dan die, welke thans nog op haar inwerken. In dezen tijd werd door Sedgweck en Murchison het Primair van Engeland bestudeerd en de namen Cambrium, Siluur en Devoon ingevoerd.

Een belangrijke stap was de ontdekking van den dekbladenbouw der Alpen door Bertrand, Suess, Heim, Termier e.a., waardoor bleek dat de Alpen geen „rimpels” zijn, doch van het Z. naar het N. opgeschoven gesteentepakketten.

Het verschijnen van Wegener ’s theorie der verschuiving der continenten (1912) baarde veel opzien en was aanleiding, dat de grondslagen der contractietheorie ernstig bestudeerd werden en onvoldoende verklaard, zonder dat evenwel een nieuwe bevredigende alg. verklaring gegeven is.

Als belangrijkste alg. resultaat der g. kan gelden, dat de opvatting omtrent den ouderdom van aarde, leven en menschheid, dus het begrip tijd, in de laatste honderd jaar zeer verruimd is. Als practisch resultaat hebben het betere begrip en de kennis van de samenstelling van den aardbodem aanleiding gegeven tot de ontdekking van zeer vele delfstoffen; speciaal de petroleumwinning is door de g. tot ontwikkeling gekomen. Verder zijn geol. adviezen van groote waarde bij aanleg van tunnels, wegen, irrigatiewerken, watervoorzieningen; in minder bewoonde streken wijst de agrogeologie de geschiktste cultuurgronden; door betere kennis der vulkanen kon reeds meermalen tijdig voor erupties gewaarschuwd worden en zijn reeds groote electrische centrales, welke de vulkanische warmte exploiteeren, in gebruik genomen. De seismologie, aardbevingsleer, verschafte de kennis van het diepere gedeelte der aarde.

De g. in Nederland e.a. landen. In het vlakke Ned. duurde het lang voor hiervoor belangstelling ontwaakte. De eerste geol. kaart van Ned., met een 15 blz. lange beschrijving, is uitgegeven in 1815, als deel van een voor dien tijd goede geol. beschrijving van België door d’Omalius d’Halloy. Staring verschafte in het midden der vorige eeuw een geol. kaart van Ned. met een tweedeelige beschrijving van den bodem van Nederland. De bestudeering hiervan werd door Lorié voortgezet. In 1879 werden ook in Ned. leerstoelen in de g. aan de univ. te Leiden (Martin), Utrecht (Wichmann) en Groningen (v.

Calker) gesticht. De in 1906 gestichte Rijksopsporingsdienst van delfstoffen, welke de koolvelden in de Peel en Achterhoek en de zoutafzettingen in Overijsel ontdekte (Waterschoot van der Gracht), werd in 1919 omgezet in een Geologischen dienst, welke gedetailleerde geol. kaarteering uitvoert.

Lit.: E. Kayser, Lehrbuch der G. (4 dln. 1924); B. G. Escher, Alg. G. (1934) ; F. J.

Faber, G. v. Ned. (1934); J. v. Baren, De bodem v. Ned. (4 dln. 1927); L. Rutten, Voordrachten over de g. v. Ned.-Indië (1927); J.

Cornet, G. (4 dln. 1923; vooral voor België); P. Fourmarier, Vue d’ensemble sur la g. de la Belgique (1934).

In België stond de geologie reeds lang in de belangstelling. Na d’Omalius d’Halloy was André Dumont de voornaamste geoloog, wiens samenvattend werk met kaart over de Ardennen in 1848 voor zijn tijd voorbeeldig was. Lang bleef Ook het in 1888 verschenen werk „L’Ardenne” van J. Gosselet een standaardwerk. Kort daarna in 1895 werd met de → geologische kaart 1 : 40.000 begonnen met talrijke medewerkers. Op grond van geologische overwegingen begon de Leuvensche hoogleeraar Dumont Jr. in 1901 een boring naar steenkool in de Kempen, waardoor het Kempische kolenveld ontdekt werd.

Door P. Fourmarier en F. Kaisin werd het inzicht in de structuur van de Ardennen zeer verruimd.

In België wordt thans g. gedoceerd aan de vier universiteiten (Gent, Luik, Leuven, Brussel) alsook aan de „Ecole des Mines et de Métallurgie van Bergen” (Mons).

De basis voor het geologisch werk in de Kongo werd sinds 1893 door Jules Cornet gelegd, die ook het koper in Ka tanga ontdekte waar de „Union minière du Haut-Katanga” thans haar groote kopermijnen en het wereldmonopolie van radium heeft. Zie ook art. → België, XII, Aardkundige Wetenschappen.

In Transvaal werd bij het opkomen der goud- en diamantwinning belangrijk werk verricht door den toenmaligen staatsgeoloog Molengraaff, later (tot 1930) hoogleeraar in Delft, die door zijn studiën over gebergtevorming internat, vermaardheid verwierf.

In N.O. Indië zorgt sinds 1850 het Mijnwezen voor geol. onderzoekingen, waarvan die van R. D. M. Verbeek de belangrijkste waren, en die nog steeds door een twintigtal geologen voortgezet worden, terwijl een veel grooter aantal in particulieren dienst voor de opsporing der petroleum zorgt.

v. Tuijn.