Noorweegsch schrijfster van getemperd naturalistische romans. * 20 Mei 1882 te Kalundborg (Denemarken) als dochter van een Noorweegsch archaeoloog. Reisde in Italië en Frankrijk; liet zich in 1925 uit den echt scheiden van den schilder Svarestad en werd datzelfde jaar tot het Katholicisme bekeerd. Nobelprijs in 1928.
De vroegste werken van U. offerden nog aan de liberaal-revolutionnaire mode van ca. 1900; vooral de huwelijksmoraal en een weinig beheerscht feminisme zijn er de thema’s van. Eenmaal onder de bekoring van de Oud-IJslandsche saga’s gekomen, verdiept zich haar romantechniek, zoowel in den modernen psychologischen, als in den historischen roman tot een breed uitgebouwd, spannend en toch grondig ontledend verhaal, met ernstige probleemstelling (voorkeur voor middeleeuwen) en verheven Christelijke ethiek. Haar werk is uiteraard lectuur voor oordeelsrijpe volwassenen. Het is meerendeels in het Nederlandsch vertaald.
Voorn. werken: Fru Marta Oulie (1917); Den lykkelige Alder (1908); Jenny (1911); Fattige Skjoebner (1912); Vaaren (1914); De kloge Jomfruer (1918); Kristin Lavransdatter (1920 vlg.); Olav Audunsson (1925 vlg.); Det braendende Busk (1930); Ida Elisabeth (1932); Etapper (1929); Elleve Aar (1934). Lit.: J. Bing (1924); H. Haffner (1932); Ch. Flaskamp (1934). Baur.