Voortbrengen uit niets. Deze bepaling geeft aan, dat het geschapene in zijn geheel ontstaat enkel en alleen ten gevolge van de werking van den Schepper, zonder dat er iets verondersteld moet worden, waarop die werking wordt uitgeoefend.
Hierdoor wordt s. onderscheiden van iedere andere wijze van voortbrengen, waarbij altijd iets verondersteld wordt, dat bewerkt wordt. Vandaar wordt s. ook bepaald als: voortbrengen van een zijnde als zijnde, voortbrengen van een zijnde zonder meer. ➝ Scheppergod. v. d. Putte.