(Eng. supercharging) wordt toegepast bij motoren voor luchtvaartuigen om te zorgen:
1° aan den grond (de werkelijke „overlading”), dat de inlaatdruk („boostdruk”) ook bij hooge toerentallen en dus hoogere zuigersnelheden gelijk blijft aan, in sommige gevallen zelfs wordt opgevoerd tot l1 /2 maal den atmospherischen druk; de gecarbureerde lucht wordt daarbij door een compressor in de cylinders geperst, met als gevolg hoogeren compressieen explosiedruk, en dus een overschot aan motor-vermogen;
2° bij toenemende hoogte (in feite door „bijlading”) dat de inlaatdruk groot genoeg blijft om normalen compressieen exploisedruk in de cylinders te verzekeren. Bij het stijgen neemt de atmospherische druk nl. snel af, zoodat een normale motor op ca. 4 000 m nauwelijks nog de helft van zijn vermogen aan den grond levert. Zie ook → Hoogtegas; → Vliegtuigmotoren. Koppert.