(afk. C.O. of Or.) is de naam van twee afzonderlijke congregaties van seculiere priesters met hetzelfde doel, nl. zelfheiliging en heiliging van anderen.
a) Italiaansche Oratorianen (Congregatie van het Oratorium van den H. Philippus Neri, ook: Philippiner of Nerianer genoemd), in 1664 te Rome gesticht, toen de H. Philippus met zijn leerlingen in een bidkapel (oratorium) geestelijke oefeningen hield. In 1575 werd het een congregatie met gemeenschappelijk leven. De H. Philippus stichtte bij de kerk van Sta Maria in Vallicella het moederhuis; en daarbij de beroemde Bibliotheca Vallicelliana. In 1612 is deze congr. pauselijk goedgekeurd. De O. leggen geen kloostergeloften of eed af, en kunnen steeds de congr. verlaten ; in het algemeen moeten ze voor hun eigen onderhoud zorgen. Elk huis der Ital. O. staat geheel onafhankelijk met eigen bestuur; ze staan onmiddellijk onder den bisschop van het diocees, waar ze wonen. Ze hebben groote verdiensten voor de opvoeding der geestelijkheid, der jeugd en de zielzorg; voor ascese, theologie en kerkmuziek (het → oratorium in de muziek is onder hun invloed ontstaan). Vsch. kardinalen, groote geleerden en kerkmusici zijn uit hen voortgekomen. Ze verspreidden zich over Italië, in Westen Midden-Europa, Amerika en Eng.-Indië. In de Fr. Revolutie grootendeels ten ondergegaan, kwamen ze vanaf 1815 weer tot bloei in Italië, Westen MiddenEuropa, in Polen en in Amerika. In 1935 circa 40 huizen.
b) Fransche Oratorianen werden naar Ital. voorbeeld in 1611 te Parijs door kard. Pierre de → Bérulle gesticht als Oratoire de Jésus Christ. In 1619 vereenigden zij zich met de priestervereeniging van Notre Dame des Graces en met een tak der → Doctrinairen. In 1631 ontvingen de Fr. O. van Bérulle’s opvolger p. Ch. de Condren hun statuten (sindsdien bijna niet gewijzigd). Ze hebben ook geen kloostergeloften, maar wel een gecentraliseerd bestuur onder een superior-generaal, voor het leven gekozen. Ook de Fr. O. geven zich aan de vorming van den clerus (seminaries) en van de jeugd (colleges), en zielzorg; ze munten uit in ascese (Bérullisme) en theologie. Ze geraakten later in moeilijkheden om hun sympathie voor het Jansenisme; eveneens wegens de opname van leeken-onderwijskrachten (confrères) in hun congr. Ze verspreidden zich over Westen Midden-Europa. De Fr. Revolutie hief al hun instellingen op. In 1852 werden de Fr. O. weder opnieuw opgericht door L. P. Petitot als Oratoire de Jésus Christ et de Marie Immaculée. Weer tot bloei gekomen, werden ze getroffen door de Congregatie wetten van 1901; evenwel zijn ze nu met hun bestuur in Frankrijk gevestigd. In 1934 hadden ze 12 huizen met 120 leden. p. Placidus.
Lit.: Lex. f. Theol. u. Kirche (1935); M. Heimbucher, Die Orden u. Kongreg. (II *1934, 562).