Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Christ

betekenis & definitie

Christ - 1° Johann Friedrich, Duitsch Klassiek philoloog en archeoloog; * 1700, † 1756. Prof. te Leipzig. Hij was de eerste (nog voor Winckelmann), die de archeologie wetenschappelijk onderwees. Leeraar van Lessing.

2° Johann Ludwig, predikant en pomoloog te Kronberg (Taunus); * 1739, † 1813.

Voorn. werken: Handb. d. Obstbaumzucht (Frankfort a.M. 1797); Pomol. Handwörterb. (Leipzig 1802); Vollständ. Pomologie (2 dln. Frankfort 1809-’13 met 51 color. tfn, 8).

3° Lena, Duitsch romanschrijfster; * 1881 te Glonn (Oberbayern), † 1920. Zij behoort tot geen uitgesproken literaire richting, doch weet levendig en natuurlijk de menschen, zeden en gebruiken van het Beiersche landschap te schilderen.

Werken: Erinnerungen einer Überflüssigen (1932): Matthias Bichler (1914); Rumpelhanni (1917; haar beste werk).

De Tollenaere.

4° Wilhelm von, Duitsch Klassiek philoloog; * 1831, † 1906. Prof. te Münster. Veelzijdig geleerde met talrijke publicaties, o.a. over de Klass. metriek en geographie, Gr. literatuur en klankleer. Homerus, Aristoteles.

Lit.: O. Crusius, Gedächtnisrede (München 1907).

< >