De o. van geld is het tempo, waarmee het geld in het maatschappelijk verkeer zijn functie als ruilen betalingsmiddel verricht, dus van hand tot hand gaat. De o. wordt o.a. bepaald door betalingsgewoonten en betalingsmethoden. Bij een groote o. is slechts weinig geld noodig om het betalingsverkeer goed te doen functionneeren. Credietverkeer en toenemende conjunctuur verhoogen de o.
In de quantiteitstheorie van het geld speelt de o. een rol, welke vroeger werd verwaarloosd.In de onderneming spreekt men van de o. van het kapitaal, d.i. de tijd, gelegen tusschen de investeering in goederen van in geld beschikbaar kapitaal en het opnieuw in geld beschikbaar komen van het kapitaal. De o. wordt bepaald door de verhouding van kapitaal tot omzet. Voor de bedrijfsleiding is dit echter niet voldoende; zij moet kennen de verhouding van omzet tot eigen kapitaal, bedrijfskapitaal, enz. Vergrooting der o. doet de credietbehoeften af- en het rendement toenemen.
Lit. : J. M. Keynes, A treatise on money (1933); P. Gerstner, Bilanz-Analyse (101933); W. M. Holtrop, De omloopssnelheid van het geld (1928); G. M. Verrijn Stuart, Geld en crediet (31937). v. Vugt.